Octrooi voor onderdeel van aardappelschilmachine naar voorlopig oordeel niet nieuw

20-01-2020 Print this page
IEPT20200117, Rb Den Haag, Tomra v Kiremko
(Met dank aan Rogier de Vrey, CMS Derks Star Busmann)

Serieuze, niet te verwaarlozen kans dat conclusie 1 EP 379 in bodemprocedure nietig zal worden verklaard wegens gebrek aan nieuwheid ten opzichte van US 279. Ook kenmerk 1.1, "een zelf afdichtende druk aflaat inrichting", is in US 279 geopenbaard. Tomra stelt dat kenmerk 1.1 door de vakman beperkter uitgelegd zal worden in het licht van de beschrijving en tekeningen in EP 379. Dit betoog slaagt naar voorlopig oordeel niet. De paragrafen waar Tomra naar verwijst, betreffen voorkeursuitvoeringsvormen van EP 379. De vakman leest echter noch in conclusie 1, noch in de rest van EP 379 een ondubbelzinnige beperking van de beschermingsomvang van EP 379 tot inrichtingen voor versnelde drukaflaat. Zoals hiervoor [...] overwogen, blijkt daaruit naar voorlopig oordeel echter niet ondubbelzinnig dat EP 379 beperkt is tot versnelde gecontroleerde drukaftaal inrichtingen. De vakman leest ook nergens anders in de beschrijving dat hij het begrip drukaflaat inrichting zo beperkt moet opvatten. Bovendien stelt geen van de conclusies van EP 379 grenswaarden aan de snelheid van de drukaflaat.

 

OCTROOIRECHT

 

Kort geding. Tomra produceert sorteer-, schil- en verwerkingsmachines en is houdster van octrooi EP 379 voor “Pressure release arrangements, in particular for product processing system”. Volgens Tomra maakt Kiremko met de Magma Valve, die onderdeel is van de zogenoemde Strata Invicta (een aardappelschilmachine) inbreuk op conclusie 1 en afhankelijke conclusies 2, 3, 4 en 8 van het octrooi. De vorderingen worden afgewezen.

 

De voorzieningenrechter oordeelt dat sprake is van een serieuze, niet te verwaarlozen kans dat conclusie 1 van EP 379 in een bodemprocedure nietig zal worden verklaard wegens gebrek aan nieuwheid ten opzichte van US 279. Het is niet in geschil dat kenmerken 1.3 en 1.4 in US 279 zijn geopenbaard en van de overige kenmerken is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit ook het geval is. Zo wordt ten opzichte van kenmerk 1.1 overwogen dat de paragrafen uit de beschrijving waar Tomra naar verwijst om te betogen dat EP 379 ziet op versnelde drukaflaat voorkeursuitvoeringsvormen zijn, terwijl de vakman noch in conclusie 1 noch de rest van EP 379 ondubbelzinnige een beperking van EP 379 tot versnelde drukaflaat leest. Met betrekking tot afhankelijke conclusies 2, 3, 4 en 8 wordt eveneens geoordeeld dat deze ongeldig zijn.

 

IEPT20200117, Rb Den Haag, Tomra v Kiremko
 

(kopie origineel vonnis)