Geen enkele billijke vergoeding verschuldigd voor audiovisuele opname die vastlegging van een audiovisueel werk bevat

29-12-2020 Print this page
IEPT20201118, HvJEU, Atresmedia

Audiovisuele opname die vastlegging van een audiovisueel werk bevat kan niet worden aangemerkt als een fonogram en enkele billijke vergoeding van artikel 8 lid 2 van de richtlijn betreffende het verhuurrecht dient niet betaald te worden: bewoordingen van zowel artikel 2(b) WPPT als de gids betreffende de door WIPO beheerde verdragen sluiten een dergelijke aanmerking uit, opname kan evenmin onder het begrip 'reproductie' van een fonogram vallen in de zin van artikel 8 lid 2 van de richtlijn betreffende het verhuurrecht, mededeling van opname aan het publiek geeft dan ook geen recht op vergoeding als bedoeld in die bepalingen 

 

NABURIGE RECHTEN

 

Het Tribunal Supremo (hoogste rechtelijke instantie in Spanje) heeft het hof verzocht om een prejudiciële beslissing. Het betreft de uitlegging van artikel 8 lid 2 van richtlijn 92/100/EEG en 2006/115 EG betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom. Het verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Atresmedia (eigenaar van meerdere televisiezenders) en een tweetal entiteiten die de intellectuele eigendomsrechten van producenten en uitvoerend kunstenaars van fonogrammen beheren. Het geding heeft betrekking op het betalen door Atresmedia van één enkele billijke vergoeding voor uitzending van audivisuele werken op haar televisiezenders waarin fonogrammen zijn opgenomen. De prejudiciële vragen luiden als volgt:

 

"1) Omvat het begrip ‚reproductie van een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram’ in artikel 8, lid 2, van richtlijnen 92/100 en 2006/115 de reproductie van een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram in een audiovisuele opname die de vastlegging van een audiovisueel werk bevat?"


"2) Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, is een televisie-omroeporganisatie die voor enigerlei mededeling aan het publiek een audiovisuele opname gebruikt die de vastlegging van een cinematografisch of audiovisueel werk bevat waarin een voor handelsdoeleinden uitgegeven fonogram is gereproduceerd, dan gehouden tot betaling van de enkele billijke vergoeding waarin artikel 8, lid 2, van voornoemde richtlijnen voorziet?”
 

Het hof beantwoord de prejudiciële vragen als volgt. Artikel 2 onder b WPPT en de Guide to the Copyright and Related Rights Treaties Administered by WIPO definiëren het begrip 'fonogram'. De Guide heeft het begrip geactualiseerd, dat heeft tot gevolg dat "wanneer een audiovisuele vastlegging geen werk vormt, een vastlegging van de geluiden van een uitvoering of van andere geluiden, of van een weergave van geluiden, die is opgenomen in een dergelijke audiovisuele vastlegging, moet worden beschouwd als een 'fonogram'". Het hof oordeelt dan ook dat de bewoordingen van zowel artikel 2 onder b WPPT als van de Guide uitsluiten dat een in een audiovisueel werk opgenomen vastlegging van geluiden onder het begrip 'fonogram' valt. Er kan dan ook evenmin sprake zijn van een reproductie van een fonogram, zoals bedoeld in artikel 8 lid 2 van de betreffende richtlijnen. Mededeling van een dergelijke opname aan hett publiek geeft dientengevolge geen recht op een vergoeding zoals bedoeld in die bepalingen. 

 

C-147/19 - ECLI:EU:C:2020:935

 

Deze uitspraak wordt besproken in de volgende webinar:
Naburige rechten 2019-2021

 

Anouck Bakhuis