Kenmerkende vorm of uiterlijk van beschermde oorsprongsbenaming (BOB) kunnen in bepaalde gevallen worden beschermd

24-12-2020 Print this page
IEPT20201217, HvJEU, Morbier

Artikel 13 lid 1 van Verordening nr. 1151/2012 (beschermingsomvang BOB) heeft in ruime zin betrekking op alle handelingen die tot gevolg kunnen hebben dat de consument wordt misleid ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het betrokken product: verbiedt niet louter het gebruik door een derde van de geregistreerde benaming en verbiedt de reproductie van de kenmerkende vorm of het kenmerkende uiterlijk van een onder een geregistreerde benaming vallend product wanneer deze reproductie de consument kan doen aannemen dat het betrokken product onder deze geregistreerde benaming valt. Beoordeeld moet worden of deze reproductie de normaal geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende Europese consument kan misleiden, rekening houdend met alle relevante factoren van het concrete geval.


BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMING

 

Uit het perscommuniqué: “„Morbier” is de naam van een kaas die wordt gemaakt in het Jura-massief (Frankrijk), en is sinds 22 september 2000 een beschermde oorsprongsbenaming (BOB). Kenmerkend voor deze kaas is een horizontale zwarte ader die dwars door de kaas loopt. […]

 

Société Fromagère du Livradois SAS, die sinds 1979 Morbier fabriceert, is niet gevestigd in het geografische gebied waaraan de benaming „Morbier” is voorbehouden. Sinds het verstrijken van een overgangsperiode gebruikt zij derhalve de benaming „Montboissié du Haut Livradois” voor haar kaas. […]

 

In deze context verzoekt de Cour de cassation (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Frankrijk) het Hof om uitlegging van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 510/20061 en verordening nr. 1151/20122 , dat betrekking heeft op de bescherming van geregistreerde benamingen. Meer bepaald rijst de vraag of de reproductie van de fysieke kenmerken van een onder een BOB vallend product, zonder dat de geregistreerde benaming wordt gebruikt, een praktijk kan vormen die de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product, wat verboden is door artikel 13, lid 1, onder d), van beide verordeningen. […]

 

Het Hof oordeelt in de eerste plaats dat artikel 13, lid 1, van verordening nr. 510/2006 en verordening nr. 1151/2012 niet alleen maar verbiedt dat een derde de geregistreerde benaming gebruikt. In de tweede plaats verklaart het Hof dat artikel 13, lid 1, onder d), van deze verordeningen de reproductie verbiedt van de kenmerkende vorm of het kenmerkende uiterlijk van een onder een geregistreerde benaming vallend product, wanneer deze reproductie bij de consument de indruk kan wekken dat het betrokken product onder deze geregistreerde benaming valt. In dit verband moet worden beoordeeld of die reproductie de normaal geïnformeerde, redelijk omzichtige en oplettende Europese consument kan misleiden, rekening houdend met alle relevante factoren van het concrete geval, waaronder de wijze waarop de betrokken producten aan het publiek worden gepresenteerd en in de handel worden gebracht, alsook de feitelijke context.

 

Het Hof baseert deze conclusie om te beginnen op de vaststelling dat artikel 13, lid 1, van verordening nr. 510/2006 en verordening nr. 1151/2012 een gradatie van verboden handelingen bevat en niet enkel verbiedt dat de geregistreerde benaming zelf wordt gebruikt. Hoewel artikel 13, lid 1, onder d), van deze verordeningen niet specifiek aangeeft welke handelingen verboden zijn, heeft deze bepaling dus in ruime zin betrekking op alle andere handelingen dan die welke door de artikelen 13, lid 1, onder a) tot en met c), verboden zijn en die tot gevolg kunnen hebben dat de consument wordt misleid ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het betrokken product. [...]”

 

Lees het volledige persbericht hier.

 

C-490/19 - ECLI:EU:C:2020:1043