Vorderingen mediator afgewezen nu niet is vast komen te staan dat sprake is van schadeveroorzakende hetze door [gedaagden]

30-03-2021 Print this page
Auteur:
Anouck Bakhuis
IEPT20210224, Rb Overijssel, Trickster
(Met dank aan Bertil van Kaam & Hanneke van Lith, Van Kaam IP Media & Privacy)

Vorderingen [eiser 1] c.s. afgewezen nu niet is vast komen te staan dat sprake is van een door [eiser 1] gestelde schadeveroorzakende hetze door [gedaagden]: grote mate van vrijheid moet worden aangenomen bij delen van meningen via social media en kritiek op zakelijk handelen is eerder toelaatbaar, tweets [gedaagden] zijn in belangrijke mate te plaatsen in de relevante context waarbij [gedaagden] reageren of antwoorden op berichten van derden, gedaagden plaatsen uit zichzelf niet of nauwelijks berichten en door [gedaagden] wordt veelvuldig ‘kaal’ geretweet zonder toevoeging eigen commentaar, juist derden pakken de draad van het publieke debat weer op, [gedaagden] geven uitsluitend hun ervaringen met mislukte mediation waarbij de naam van [eiser 1] vaak niet wordt genoemd en [gedaagde 1] komt de vrijheid toe om stevige bewoordingen te gebruiken, reacties van [gedaagden] zijn weinig prikkelend voor [eiser 1] en hebben niet het karakter van het (blijven) voeren van een hetze tegen [eiser 1] c.s. en hun onderneming, [eiser 1] heeft zelf ook deelgenomen aan debat en daarbij verwezen naar de naam en het Twitteraccount van [gedaagde 1]. Vordering tot schadevergoeding kan ook niet worden gebaseerd op niet-nakoming van de geheimhoudingsplicht uit de mediation-overeenkomst:  vereiste causaliteit is niet aangetoond.

 

ONRECHTMATIGE DAAD

 

[Eiser 1] en [eiser 2] zijn vennoten van de onderneming Trickster (eiser 3) waarvanuit door [eiser 1] onder andere werkzaamheden worden verricht als mediator. [Eiser 1] heeft in 2014 opgetreden als mediator in een arbeidsgeschil tussen [gedaagde 1] en haar toenmalig werkgever, de politie Oost-Nederland. Nadien bleek een gesprek tussen [eiser 1] en de werkgever te zijn opgenomen. Uit de opname blijkt dat [eiser 1] tegen de vertegenwoordigers van de werkgever heeft gezegd dat hij het ermee eens is dat [gedaagde 1] niet geschikt is voor haar werk en stelt hij voor haar te laten onderzoeken op een psychiatrische aandoening, waarna ze arbeidsongeschikt zou kunnen worden verklaard. Door [gedaagde 1] zijn daarop diverse tuchtklachten tegen de mediator ingediend. De mediator heeft strafrechtelijk aangifte gedaan tegen [gedaagde 1] wegens verspreiding van de opname waarvoor [gedaagde 1] ook is vervolgd en is vrijgesproken. Eisers stellen dat sprake is van onrechtmatig handelen door gedaagden omdat zij jarenlang publiekelijk een hetze tegen hen voeren en wegens schending van de geheimhoudingsplicht uit de mediationovereenkomst door [gedaagde 1]. 

 

De rechter oordeelt als volgt. Bij de afweging van de betrokken belangen op grond van artikel 8 en 10 EVRM is het volgende van belang. De uitlatingen/tweets van gedaagden zijn in de relevante context te plaatsen. Gedaagden reageren voornamelijk op berichten van derden. De naam van [eiser 1] wordt vaak niet genoemd en veelal is sprake van 'kale' retweets. De uitlatingen van gedaagden zijn bondig en weinig prikkelend voor [eiser 1] waarbij ook wordt verwezen naar eerder door hen ingenomen standpunten. Dat [eiser 1] daar een persoonlijk treffend gevoel bij heeft gehad, maakt dat oordeel niet anders. De rechter acht het daarbij relevant dat [eiser 1] zich heeft bediend van social media via Twitter, Facebook en een eigen website waarbij de naam van [gedaagde 1] veelvuldig wordt genoemd en verwezen wordt naar haar Twitter-account. Daarnaast heeft [eiser 1] een artikel gepubliceerd in een vaktijdschrift en wordt door eisers herhaaldelijk gereageerd op berichten van derden die zich kritisch over de mediator uitlaten. De rechtbank concludeert dat gedurende langere tijd sprake is geweest van een publiek debat en de uitlatingen van gedaagden zien op het zakelijk handelen van [eiser 1] als mediator. Niet genoegzaam is gebleken dat juist gedaagden bij de publieke berichtgeving een regisserende/aansturende rol zouden hebben vervuld. Enkel retweeten is zonder verdere motivering niet onrechtmatig.

 

Tot slot is de causaliteit tussen de gevorderde schade en het schenden van de geheimhoudingsplicht uit de mediationovereenkomst niet aangetoond. Alle vorderingen van [eiser 1] c.s. worden afgewezen.

 

IEPT20210224, Rb Overijssel, Trickster

 

ECLI:NL:RBOVE:2021:1254