Doorsturen procedurebeschrijvingen strijdig met geheimhoudingsbeding

12-05-2021 Print this page
Auteur:
Anouck Bakhuis
IEPT20210406, Hof Den Haag, DVR

DVR mocht procedurebeschrijvingen opgesteld door [appellant] niet doorsturen aan IMW en SDL nu geheimhoudingsbeding ruime strekking heeft: belang van vertrouwelijkheid voor [appellant] moest duidelijk zijn voor DVR en gelet op ruime strekking beding ligt het voor de hand dat klanten van opdrachtgever slechts met nadrukkelijke toestemming van [appellant] beschikking mochten krijgen over procedurebeschrijvingen, DVR heeft onvoldoende geconcretiseerd en onvoldoende is gebleken dat haar bedrijfsvoering verregaand geïntegreerd was met die van IMW en SDL. Beroep DVR op klachtplicht faalt: IT-procedures door [appellant] niet ter beschikking gesteld als onderdeel van overeenkomst met DVR Spijkenisse maar als onverplichte service. Beroep DVR op dwaling faalt: onvoldoende onderbouwd. Boeten van € 25.000,00 worden niet gematigd: [appellant] heeft evident belang bij voorkomen dat procedurebeschrijvingen bekend raken bij anderen dan zijn wederpartij, boete staat in redelijke verhouding tot financieel belang [appellant] en allerminst uitgesloten dat [appellant] schade heeft geleden.

 

OVEREENKOMSTEN

 

[appellant] is consultant. DVR Spijkenisse exploiteert een warehouse te Spijkenisse. DVR Maasvlakte exploiteert een warehouse op de Maasvlakte. SDL is een grote klant van DVR Spijkenisse en de enige klant van DVR Maasvlakte. IMW is een dochteronderneming van SDL. DVR Spijkenisse en DVR Maasvlakte beschikten over een Authorised Economic Operator (AEO) certificaat. Dit certificaat werd door de douane verstrekt aan warehousebedrijven waarvan de douane de betrouwbaarheid en professionaliteit had getoetst. De certificaten dienden te worden omgezet in AEO-vergunningen. [appellant] heeft opdracht gekregen om de nodige documenten op te stellen om voor de beide DVR vestigingen een AEO-vergunning te verkrijgen. In het contract tussen DVR en [appellant] is een geheimhoudingsbeding opgenomen welke, kort gezegd, verbiedt dat de opdrachtgever (DVR) stukken opgesteld door [appellant] doorzendt aan derden of aan opdrachtgever gelieerde ondernemingen op straffe van een boete van € 25.000,00. Op enig moment heeft DVR stukken doorgezonden aan IMW en SDL. [appellant] heeft daarop een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank. In eerste aanleg is [appellant] in het ongelijk gesteld. Tegen dat oordeel komt [appellant] op bij het hof. [appellant] vordert dat zowel DVR Spijkenisse als DVR Maasvlakte worden veroordeeld tot betaling van de boete.

 

Het hof oordeelt als volgt. Het had voor DVR duidelijk kunnen zijn dat de vertrouwelijkheid van de procedurebeschrijvingen van belang was voor [appellant]. Aan het geheimhoudingsbeding komt een ruime strekking toe, zodat het voor de hand ligt dat belangrijke klanten van de opdrachtgever, zoals IMW en SDL, slechts met nadrukkelijke toestemming van [appellant] de beschikking mochten krijgen over de procedurebeschrijvingen. DVR stelt dat haar bedrijfsvoering verregaand geïntegreerd was met die van IMW en SDL en dat [appellant] hiervan op de hoogte was. Het hof oordeelt echter dat DVR dit onvoldoende heeft onderbouwd. [appellant] had niet hoeven begrjipen dat het voor DVR Maasvlakte noodzakelijk was de beschrijvingen te delen met IMW en SDL. Het beroep van DVR op dwaling en matiging van de boete wordt gepasseerd. Het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd.

 

IEPT20210406, Hof Den Haag, DVR

 

ECLI:NL:GHDHA:2021:566