Vordering tot oproepen derden door [gedaagden] in procedure MSAR afgewezen

03-08-2021 Print this page
Auteur:
Anouck Bakhuis
IEPT20210728, Rb den Haag, MSAR

Primaire vordering tot niet-ontvankelijkverklaring MSAR afgewezen: materieel geschilpunt dat in de hoofdzaak dient te worden beoordeeld. Vordering [gedaagden] tot oproepen derden in procedure in conventie en reconventie afgewezen: geen aanleiding om Oxbridge, waarvan [gedaagden] stelt dat deze gezamenlijk merkhouder is met MSAR, als derde op te roepen nu vorderingen MSAR in conventie niet gestoeld zijn op de Beneluxmerken en het Uniemerk en ook geen aanleiding daartoe bij eventuele vermeerdering van de grondslag van eis, [gedaagden] heeft geen belang bij haar incidentele vordering tot het oproepen van Oxbridge nu rechtbank het ervoor houdt dat MSAR enig merkhoudster is van de Beneluxmerken, vordering zou eveneens worden afgewezen als Oxbridge wel gezamenlijk merkhouder zou zijn nu op grond van artikel 136 Rv een reconventionele vordering enkel ingediend kan worden tegen de (materiële) eisende procespartij, artikel 118 Rv kan niet worden ingezet om deze regel te omzeilen zodat vervolgens tegen de opgeroepen derde een vordering in reconventie kan worden ingesteld, ten aanzien van het Uniemerk, waarvan Oxbridge en MSAR gezamenlijk merkhouder lijken te zijn, heeft te gelden dat artikel 118 Rv niet bedoeld is voor het geval waarin de eisende partij aan haar eigen zijde heeft verzuimd alle (juiste) eisende partijen in het geding te betrekken, ook geen aanleiding om (mede)bestuurders MSAR (en Oxbridge) als derden op te roepen nu geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding ten aanzien van de Beneluxmerken en het Uniemerk, (mede)bestuurders zijn geen rechthebbenden van de merken.

 

PROCESRECHT

 

Vonnis in incident. Zie voor een weergave van de feiten het verwijzingsvonnis van 8 juli 2020 (IEPT20200708), waarin de rechtbank Noord-Nederland zich onbevoegd verklaarde. [Gedaagden] vorderen primair dat MSAR niet-ontvankelijk wordt verklaard. Subsidiair stellen [gedaagden] dat het haar moet worden toegestaan om Oxbridge en een drietal (mede)bestuurders van MSAR (en Oxbridge) op te roepen in de procedure. 

 

De primaire vordering wordt afgewezen nu het gaat om een materieel geschilpunt dat in de hoofdzaak dient te worden beoordeeld. Ook de subsidiaire vordering tot het oproepen van derden wordt afgewezen. Ten aanzien van Oxbridge is daarbij met name redengevend dat de vorderingen van MSAR in conventie niet gestoeld zijn op de Beneluxmerken en het Uniemerk. Op grond van artikel 136 Rv kan een reconventionele vordering bovendien enkel ingesteld worden tegen de (materiële) eisende procespartij, MSAR in onderhavige zaak. Artikel 118 Rv kan niet worden ingezet om deze regel te omzeilen, zodat vervolgens tegen de opgeroepen derde een vordering in reconventie kan worden ingesteld. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om toe te staan dat (mede)bestuurders van MSAR (en Oxbridge) als derden worden opgeroepen, nu zij [gedaagden] niet volgt in haar stelling dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding ten aanzien van de merken. De (mede)bestuurders zijn geen rechthebbenden van de merken. 

 

ECLI:NL:RBDHA:2021:7993

 

IEPT20210728, Rb den Haag, MSAR