Rb Den Haag internationaal en relatief bevoegd inzake FRAND-SEP-octrooihandhavingsverbod

17-02-2022 Print this page
IEPT20211215, Rb Den Haag, Vestel v Philips

Artikel 7 Rv bevat een ruimere regel dan artikel 8 Brussel I bis-Vo, gelet op de verschillen in de tekst en de verschillende doelstelling. In plaats van de bewoording: “nauwe” band en het vermijden van onverenigbare beslissingen heeft de Nederlandse wetgever gekozen voor “samenhang” tussen de vorderingen en redenen van “doelmatigheid”. Beoordeling bevoegdheidsincident: is niet beperkt tot door eiser gekozen grondslag, maar mag aan de hand van alle aan de rechter ter beschikking staande gegevens over de rechtsverhouding tussen partijen, inclusief eventueel gevoerde verweren, zonder dat de rechter bewijslevering hoeft toe te staan. Internationale rechtsmacht is aangenomen op grond van artikel 7 Rv: tussen de vorderingen tegen Philips N.V. en de buitenlandse medegedaagden bestaat zodanige samenhang, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.  Het zijn gelijkluidende vorderingen betreffende hetzelfde territoir op grotendeels gelijkluidende grondslagen: Vestel c.s. verwijt Philips N.V. en haar medegedaagden dat zij, zowel collectief (via beheerder Advance) als individueel (in de bilaterale onderhandelingen), gezamenlijk zijn opgetrokken en daarbij ieder (op elkaar afgestemde) niet-FRANDlicentievoorstellen hebben gedaan. Rb Den Haag is op grond van artikel 102 Rv relatief bevoegd als voorzienbaar Handlungsort van gevraagd octrooihandhavingsverbod inzake Standard Essential Patents (SEPs). Vanwege de exclusieve bevoegdheid tot handhaving van octrooien (artikel 80 Row) ligt de plaats van handeling in Nederland van de gestelde onrechtmatige octrooihandhaving van SEPs in Den Haag.  Voor wat betreft de overige vorderingen is de rechtbank eveneens relatief bevoegd vanwege verknochtheid, omdat bij de toewijsbaarheid daarvan dezelfde stellingen en verweren moeten worden beoordeeld als bij deze handhavingsverboden.

PROCESRECHT - OCTROOIRECHT - BEVOEGDHEIDSINCIDENT 


Artikel 7 Rv bevat een ruimere regel dan artikel 8 Brussel I bis-Vo, gelet op de verschillen in de tekst en de verschillende doelstelling. In plaats van de “nauwe” band en het vermijden van onverenigbare beslissingen heeft de Nederlandse wetgever gekozen voor “samenhang” tussen de vorderingen en redenen van “doelmatigheid”.


Beoordeling bevoegdheidsincident: niet beperkt tot door eiser gekozen grondslag, maar aan de hand van alle de rechter ter beschikking staande gegevens over de rechtsverhouding tussen partijen, inclusief eventueel gevoerde verweren, zonder dat de rechter bewijslevering hoeft toe te staan.

 

Internationale rechtsmacht aangenomen o.g.v. artikel 7 Rv. Tussen de vorderingen tegen Philips N.V. en de buitenlandse medegedaagden bestaat zodanige samenhang, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Gelijkluidende vorderingen  betreffende hetzelfde territoir op grotendeels gelijkluidende grondslagen. Vestel c.s. verwijt Philips N.V. en haar medegedaagden dat zij, zowel collectief (via beheerder Advance) als individueel (in de bilaterale onderhandelingen), gezamenlijk zijn opgetrokken en daarbij ieder (op elkaar afgestemde) niet-FRAND-licentievoorstellen hebben gedaan. 


Rb Den Haag o.g.v. artikel 102 Rv relatief bevoegd als voorzienbaar Handlungsort van gevraagd octrooihandhavingsverbod inzake Standard Essential Patents (SEPs): vanwege de exclusieve bevoegdheid tot handhaving van octrooien van de rechtbank Den Haag (artikel 80 Row) ligt de plaats van handeling in Nederland van de gestelde onrechtmatige octrooihandhaving van SEPs in Den Haag.

Voor wat betreft de overige vorderingen is  de rechtbank eveneens relatief bevoegd vanwege verknochtheid, omdat bij de toewijsbaarheid daarvan dezelfde stellingen en verweren moeten worden beoordeeld als bij deze handhavingsverboden.


IEPT20211215, Rb Den Haag, Vestel v Philips


ECLI:NL:RBDHA:2021:14372