Onbeschofte gemachtigde mag geen uitlatingen doen jegens Belastingdienst

18-01-2022 Print this page
IEPT20211220, Rb Den Haag, Belastingdienst v onbeschofte gemachtigde

De uitlatingen van gedaagde zijn beledigend en onnodig grievend en daarmee onrechtmatig jegens medewerkers van de Belastingdienst. Het verbod op het doen van deze uitlatingen wordt toegewezen.

 

PUBLICATIERECHT

 

Gedaagde maakt al geruime tijd, met name via e-mail, denigrerende en intimiderende opmerkingen in de richting van medewerkers van de Belastingdienst en bejegent medewerkers onheus. [red. Mocht u in de gelegenheid zijn en zin hebben om een een hoogwaardig staaltje creatief scheldwerk te lezen, dit is er één die we niet vaak tegenkomen*]. Zowel het Hof Arnhem-Leeuwarden, Rechtbank Noord-Holland, Gelderland en Zeeland-West-Brabant hebben gedaagde als gemachtigde geweigerd of een waarschuwing gegeven vanwege ongepast, onfatsoenlijk, onbeschoft taalgebruik en respectloos gedrag jegens de Inspecteur van de Belastingdienst.
 

o.m. "De Hoge Raad is een ongegeneerde hoerenkast met raadsheren die zich als een stelletje ongelikte hoerenkinderen gedragen.(…)Vast staat dat op basis van objectieve criteria(…)de Hoge Raad door mij kan worden gekwalificeerd als een enorme hoerenkast is die de rechten van burgers op grote schaal – willens en wetens – verneukt en vernacheld"

 

De uitlatingen van gedaagde hebben een grote emotionele impact hebben op de medewerkers van de Belastingdienst en dat deze een ontoelaatbare inbreuk vormen op hun persoonlijke levenssfeer. Voor medewerkers is de grens (al lang) bereikt. 

 

De wijze waarop gedaagde met de medewerkers van de belastingdienst communiceert is immers zowel vanuit professioneel oogpunt als vanuit menselijk oogpunt volstrekt onaanvaardbaar. Van een professioneel gemachtigde mag worden gevergd - ook als hij niet is onderworpen aan enig tuchtrecht - dat hij de gebruikelijke fatsoensnormen bij zijn communicatie in acht neemt en zich er rekenschap van geeft dat de medewerkers van de Belastingdienst simpelweg als werknemers pogen hun werk goed te doen. Aan de verplichting om met hen fatsoenlijk te communiceren doet niet af dat er principiële verschillen van mening kunnen bestaan op inhoudelijk vlak.

 

De Staat heeft onbetwist naar voren gebracht dat deze medewerkers psychische klachten ondervinden als gevolg van de uitlatingen van gedaagde en dat de Belastingdienst er in zijn rol als werkgever belang bij heeft om zijn medewerkers tegen dergelijke uitlatingen te beschermen en daartoe op grond van haar zorgplicht als werkgever ook gehouden is. Onder die omstandigheden is genoegzaam gebleken dat de uitlatingen van gedaagde onnodig grievend zijn en deze kwalificeren daarmee als onrechtmatig, zowel jegens de Belastingdienst, als tegen zijn individuele medewerkers.

 

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat het gedaagde in beginsel vrij om op beschaafde manier bestuursrechtelijke middelen aan te wenden en om zich in bestuursrechtelijke procedures uit te spreken over de handelwijze van de Belastingdienst.

 

Gedaagde wordt veroordeeld om uitlatingen (samengevat) in diverse categoriën* niet te doen of te herhalen. 
 

IEPT-versie volgt later
ECLI:NL:RBDHA:2021:14043

 

* I. strafrechtelijke delicten of onrechtmatig handelen zonder enige feitelijke basis, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend, uitlatingen over corruptie, het belazeren van belanghebbenden, diefstal, minachting van het recht, misleiding van de rechterlijke macht, het zijn van crimineel of onderdeel zijn van een criminele organisatie, het naaien van burgers, het onder druk zetten van burgers en/of gemachtigden, misleiding en ontneming van bewijs en alle vergelijkbare verwijten van strafbaar of onrechtmatig handelen van of door de Belastingdienst, waarvoor geen enkele feitelijke basis wordt aangedragen;

II. bedreigende uitlatingen, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: het dreigen om hem/haar in persoon te beschadigen, om hem/haar op te laten sluiten, om al zijn/haar geld te ontnemen, om beslag te leggen op privébezittingen, de persoon onder een brug te laten slapen, om naar de media te stappen en aldaar de beledigingen te herhalen, om hem/haar ‘tot op het bot’ te beledigen, om het functioneren van de medewerker in twijfel te trekken door e-mails cc aan leidinggevenden, directeuren, Kamerleden en zelfs ministers te sturen en uitlatingen zoals “de groetjes aan jouw vrouw” en alle vergelijkbare uitlatingen die bedoeld zijn om de ambtenaar zowel in zijn functie als in privé te beangstigen;

III. beledigingen, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: de kwalificaties en scheldwoorden ‘dom’, ‘achterbaks’, ‘wicht’, ‘kuthoer’, ‘kankerwijf’, ‘vieze nare man’, ‘krapuul’, ‘topcrimineel’, ‘viespeuk’, ‘misselijk makend vies, smerig vet mannetje’, ‘loser’, ‘charlatan’, ‘wolf in schaapskleren’, ‘intens zielig, kleingeestig naar mannetje’, ‘tuinkabouter’, ‘gajesklant of gespuis’, ‘triestige moraalridder’, ‘boef’, ‘crimineel’, ‘meesteroplichter’, ‘clown’, ‘tienermeisjesentertainer’, alle beledigende verbasteringen van namen van medewerkers (zoals, maar niet uitsluitend, ‘ [bijnaam 3] ’, ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘[bijnaam 4]’) en alle vergelijkbare scheldwoorden, verbasteringen en beledigende kwalificaties die zich op de persoon van de medewerker richten;

IV. alle uitlatingen die betrekking hebben op privéinformatie van de betrokken ambtenaar, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: de privésituatie van een partner of familielid, de ziekte/beperkingen van een partner of familielid, het privéadres van de ambtenaar of referenties aan de provincie, het woongebied en alles wat daarmee te maken heeft, referenties aan hobby’s buiten de werksfeer, referenties aan eerdere werkbetrekkingen en alle vergelijkbare uitlatingen over privéinformatie van ambtenaren die niets te maken heeft met de uitoefening van hun functie;

V. beledigingen over de psychische gesteldheid/gezondheid van de ambtenaar, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend: ‘gepest zijn’, ‘het hebben van psychische problemen’, ‘een verwijzing naar de psychiater’, ‘doodziek zijn in het hoofd’, ‘zieke geest’, ‘een beperkt verstandelijk vermogen’, ‘autisme’, ‘het IQ van een lid van de Josti-band’, ‘een verwijzing naar een weerbaarheidscursus’, zinspelingen op emoties, zoals huilen of bang zijn en alle vergelijkbare, onware, uitlatingen over de psychische gesteldheid, intelligentie of gezondheid van de ambtenaar, voor zover deze niet reeds onder het hiervoor in III. genoemde verbod vallen;

VI. seksueel getinte of intimiderende opmerkingen, waaronder in elk geval, maar niet uitsluitend referenties aan klaarkomen en andere seksuele handelingen, scheldwoorden en kwalificaties die vrouwonvriendelijk zijn en alle andere seksueel getinte en/of intimiderende opmerkingen, voor zover deze niet reeds onder het hiervoor in III. genoemde verbod vallen,