Geen kennelijke misslag: rechtbank Oost-Brabant mocht gebruik octrooi meewegen in afweging

12-05-2022 Print this page
IEPT20220104, Hof Den Bosch, Smile for Free v Brandit

Geen kennelijke misslag bestreden vonnis. Rechtbank Oost-Brabant mocht gewicht toekennen aan gebruik gezamenlijk octrooi, terwijl de vraag of inbreuk wordt gemaakt op een octrooi voorbehouden is aan rechtbank Den Haag: gevorderde verbod had niet specifiek betrekking op het gezamenlijk octrooi.

 

PROCESRECHT

 

Incidenteel hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 21 september 2021, waarin de voorzieningenrechter naar voorlopig oordeel heeft overwogen dat gedaagde (appellant in hoger beroep) een concurrent van eiseres (geïntimeerde in hoger beroep) in het leven heeft geroepen en daarbij gebruik heeft gemaakt van de know how en het e-mailadres, logo en format van eiseres, almede van het octrooi waarvan eiseres het exclusieve gebruiksrecht heeft en dat zij ten behoeve van deze concurrerende onderneming investeringen hebben aangetrokken zonder de aandeelhouders en bestuurders van eiseres daarvan op de hoogte te stellen.

 

In dit incidenteel Hoger Beroep stelt Smile for Free (gedaagden in eerste aanleg) dat het bestreden vonnis berust op een kennelijke misslag. De voorzieningenrechter heeft volgens appellanten in zijn oordeel gewicht toegekend aan het gebruik van het gezamenlijk octrooi van persoon A en appellant 2, terwijl de vraag of inbreuk wordt gemaakt op een octrooi is voorbehouden aan de rechter van de rechtbank Den Haag. Volgens appellanten had de voorzieningenrechter de gebruikmaking van-, dan wel inbreuk op het octrooi daarom niet mogen meewegen in zijn beslissing tot oplegging van een verbod.

 

Het hof oordeelt dat het door eisers gevorderde verbod niet specifiek betrekking had op het gezamenlijk octrooi. Daarnaast leidt het hof uit het bestreden vonnis af dat in eerste aanleg kennelijk niet ter discussie stond dat Smile For Free bij de ontwikkeling van de Menoki -app gebruik hebben gemaakt van het octrooi en dat hun verweer met name gericht was tegen de stelling van Brandit dat geen sprake was van vergelijkbare producten.

 

ECLI:NL:GHSHE:2022:14