Tommy Hilfiger maakt inbreukmakende advertenties op Facebook onvoldoende aannemelijk

04-03-2022 Print this page
IEPT20220208, Hof Den Haag, Facebook v Tommy Hilfiger

Nederlandse rechter is slechts beperkt bevoegd: uitsluitend bevoegd tot kennisneming van de vorderingen van PVH c.s. voor zover betrekking op inbreuk op Beneluxmerken in de Benelux, of andere inbreuk op intellectueel eigendom in Nederland (locus damni). Vordering van PVH c.s. tot verstrekking gegevens met betrekking tot advertenties en accounts waarmee derden inbreuk maken en onrechtmatig handelen wordt afgewezen: Facebook heeft voor 141 van de bedoelde 160 advertenties en 6 van de 15 accounts de gevorderde gegevens inmiddels verstrekt. Voor de resterende 19 advertenties en 9 accounts heeft PVH c.s. de mogelijkheid van inbreuken en onrechtmatig handelen onvoldoende aannemelijk gemaakt. PVH c.s. heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de overige advertenties en accounts mede op Nederland of de Benelux zijn gericht.


HANDHAVING-PROCESRECHT


PVH constateert dat er op online platformen van Facebook veel advertenties circuleren die inbreuk maken op haar auteurs- en merkrechten. PVH eist in dit kort geding dat Facebook gegevens verstrekt over advertenties die zijn verschenen na een eerdere bodemzaak tussen partijen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen grotendeels toegewezen (IEPT20210429). Het hof wijst de vorderingen af, deels omdat de Nederlandse rechter onbevoegd is en deels omdat PVH de onrechtmatigheid van de advertenties onvoldoende aannemelijk maakt.

 

Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter uitsluitend bevoegd is tot kennisneming van de vorderingen van PVH voor zover derden met de advertenties en accounts waarop de gegevens betrekking hebben, inbreuk maken op Beneluxmerken in de Benelux, inbreuk maken op Uniemerken in Nederland, inbreuk maken op auteursrechten in Nederland of anderszins onrechtmatig handelen in Nederland.

 

Voor niet mede op Nederland gerichte advertenties en accounts geldt namelijk dat de schade die daardoor in Nederland of de Benelux kan intreden in ieder geval zo gering is, dat onvoldoende grond bestaat om Facebook te verplichten gegevens over die advertenties en accounts te verstrekken. Bij zo weinig schade is het niet onrechtmatig om de verstrekking van gegevens te weigeren en is een bevel tot gegevensverstrekking ook niet toewijsbaar op grond van de artikelen 2.22 leden 4 en 5 BVIE, 28 lid 9 Auteurswet en/of 1019a juncto 843a Rv.

 

Facebook geeft aan dat zij voor 141 van de bedoelde 160 advertenties en 6 van de 15 accounts de gevorderde gegevens inmiddels heeft verstrekt, in zoverre heeft PVH geen belang meer heeft bij haar vorderingen. 

Voor de resterende 19 advertenties en 9 accounts heeft PVH de mogelijkheid van inbreuken en onrechtmatig handelen onvoldoende aannemelijk gemaakt. Voor 18 advertenties en de 9 accounts geldt dat PVH zelfs niet heeft laten zien wat de inhoud van de advertenties en accounts is.

 

Slechts van één van de resterende 19 advertenties heeft PVH c.s. wel een afbeelding overgelegd. Op basis van alleen die afbeelding kan het hof niet vaststellen dat sprake is van een inbreuk of anderszins onrechtmatig handelen.

 

Vorderingen afgewezen. PVH wordt veroordeeld in de proceskosten.

 

IEPT20220208, Hof Den Haag, Facebook v Tommy Hilfiger


ECLI:NL:GHDHA:2022:138