Misbruik machtspositie door Buma Stemra ten aanzien van aanbieders zakelijke markt

24-05-2022 Print this page
Auteur:
Birgit Kunst-Verboon
IEPT20220524, Hof Amsterdam, ABMD v Buma Stemra

Met dank aan: Arnout Groen en Claire Pilaar, Hofhuis Alkema Groen en Martijn van de Hel, Maverick
Machtspositie Buma/Stemra op markt van auteursrechtlicentiëring voor het beschikbaar stellen van muziek ten behoeve van het bedrijfsmatig afspelen daarvan. Het is Buma/Stemra die in Nederland (voor het betrokken repertoire) zowel de zeggenschap heeft over het verlenen van toestemming tot het beschikbaar stellen van muziek aan abonnees als de zeggenschap over het door die abonnees bedrijfsmatig afspelen van die muziek. Misbruik machtspositie door hanteren ongelijke voorwaarden voor een gelijkwaardige prestatie. Geen onderscheid tussen ondernemers, ongeacht of hun toeleverancier aan Buma/Stemra een vergoeding heeft betaald voor het aan hen beschikbaar stellen van die muziek voor bedrijfsmatig afspelen (zoals de ABMD-leden) of niet (zoals de streamingdiensten).

AUTEURSRECHT

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam van 12 december 2018 (IEPT20181212), waarin werd geoordeeld dat Buma/Stemra niet jegens ABMD-leden verplicht is tot handhaven bij zakelijk gebruik van een particulier abonnement op een streamingdienst omdat de belangenorganisatie alleen jegens rechthebbenden gehouden is om op te treden tenzij wegens bekende nadelige gevolgen voor derden in redelijkheid niet van handhaving mag worden afgezien. Van dit laatste was volgens de rechtbank geen sprake. Van aanbieders op de zakelijke markt (verenigd in de ABMD, de eiseres) worden ondertussen wel hoge zakelijke tarieven gevraagd. Door het gebrek aan handhaving en de hogere tarieven lijdt ABMD schade.

Het hof oordeelt in haar arrest anders dan de rechtbank in 2018. Buma en Stemra beschikken samen over een machtspositie op markt de auteursrechtlicentiëring voor het beschikbaar stellen van muziek ten behoeve van het bedrijfsmatig afspelen daarvan. Bij de licentieverlening maakt Buma geen onderscheid tussen ondernemers die de daarvoor gebruikte muziek verkrijgen van een ABMD-lid of van een streamingdienst. Die ondernemers verkrijgen derhalve van Buma licentie voor het in hun bedrijfsruimte afspelen van muziek, ongeacht of hun toeleverancier aan Buma/Stemra een vergoeding heeft betaald voor het aan hen beschikbaar stellen van die muziek voor bedrijfsmatig afspelen (zoals de ABMD-leden) of niet (zoals de streamingdiensten). Dit betekent dat Buma/Stemra jegens haar afnemers, voor zover die zelf toeleveranciers zijn op de markt van beschikbaarstelling van muziek voor bedrijfsmatig afspelen, voor een gelijkwaardige prestatie ongelijke voorwaarden hanteert: streamingdiensten verrichten die beschikbaarstelling feitelijk zonder dat Buma/Stemra daarvoor een vergoeding verlangt, maar van de ABMD-leden verlangt Buma/Stemra (al of niet via Sabam) voor die beschikbaarstelling wel een vergoeding in de vorm van het AGM-tarief. Dit is gedrag dat in beginsel onder het bereik van art. 102 sub c VWEU (misbruik machtspositie) valt.

Tussen partijen staat vast dat Buma/Stemra op de hoogte is, althans moet zijn van deze ongelijkheid.  ABMD c.s. hebben haar daar al sedert 2010 op gewezen. Het hof is van oordeel dat Buma/Stemra, bij het (blijven) hanteren van een systeem van licentiëring de reële kans voor lief heeft genomen dat haar opstelling voor de ABMD-leden tot nadeel bij de mededinging zou strekken, hetgeen volstaat. Buma/Stemra had moeten voorzien dat toen de streamingdiensten niet bleken op te treden tegen zakelijk gebruik van hun producten, daarmee een alternatieve route werd geopend die vanuit concurrentie-oogpunt nadelig was voor de ABMD-leden als Buma/Stemra daartegen niet zelf optrad. Buma/Stemra was de enige die kon optreden. Dat zij dat niet heeft gedaan, om haar moverende redenen, moet worden opgevat als een bewuste benadeling van de concurrentiepositie van de ABMD-leden.

IEPT20220524, Hof Amsterdam, ABMD v Buma/Stemra

ECLI:NL:GHAMS:2022:1512