Complexiteit en zekerheidsstelling zorgen voor belangenafweging niet in voordeel van Nokia

19-01-2023 Print this page
IEPT20230111, Rb Den Haag, Nokia v Oleading

Octrooirecht. FRAND. Verbod op basis van twee standaard essentiële telecomoctrooien van Nokia wordt afgewezen. De (Kruis)licentieovereenkomst op basis waarvan de Oleading c.s. de standaard-essentiële octrooien in licentie kreeg, is 1 juli 2021 verlopen. Nog geen nieuwe licentie. Vordering inbreukverbod afgewezen vanwege ontbreken (spoedeisend) belang en complexiteit van het geding.


Nokia heeft twee standaard essentiële octrooien die onderdeel zijn van de standaardisatie-organisatie telecom voor 4G en 5G. Deze moeten onder FRAND-voorwaarden aan derden in licentie worden gegeven.
 

Oleading (en Reflection) zijn geautoriseerde distributeurs van Oppo- en Oneplus-telefoons. Tot 1 juli 2021 hadden Nokia en de Oppo-groep een (kruis)licentieovereenkomst op grond waarvan de Oppo-groep – tegen betaling van een licentievergoeding – alle standaard-essentiële octrooien van Nokia in licentie kreeg en vice versa. Een nieuwe licentieovereenkomst is nog niet gesloten.

 

Nokia heeft in een aantal landen inbreukprocedures gestart, waarbij Oleading een FRAND-verweer aanvoert. Het LG Mannheim heeft geoordeeld dat Oppo geen willing licensee is omdat ze vertragingstactieken hanteert. Nokia geeft aan dat een belangenafweging in kort geding in haar voordeel moet uitvallen. 
1) de inmiddels beschikbare bodembeslissingen tussen Nokia en de Oppo-groep
2) de voortdurende onbereidheid van de Oppo-groep om op constructieve wijze, als willing licensee, te onderhandelen over de totstandkoming van een licentie; en 
3) de verdere omstandigheden die maken dat er een spoedeisend belang is bij het opleggen van een inbreukverbod in kort geding.

 

Deze ingrijpende en niet of moeilijk omkeerbare consequenties van het gevorderde verbod vereisen behoedzaamheid bij toewijzing van de verbodsvordering in kort geding. Die voorlopigheid van de beoordeling geldt zeker in dit kort geding, omdat het gaat om een betrekkelijk complex geschil.

 

De schade die Nokia met het gevorderde verbod wil voorkomen is het voortduren van de gestelde inbreuk de twee octrooien. Die schade is in zoverre beperkt omdat het gaat om aantasting van twee octrooien uit de octrooiportefeuille van Nokia voor alleen het grondgebied van Nederland. Daar komt bij dat die schade zich relatief goed leent voor schadevergoeding achteraf.

 

Bovendien is Oleading tegemoet gekomen aan de belangen van Nokia door het stellen van (aanvullende) zekerheid voor de betaling van de licentievergoedingen voor het gebruik van de octrooien van Nokia. De aangevoerde bezwaren, waaronder onverhaalbaarheid van haar vordering tot schadevergoeding indien de Oppo-groep zou besluiten geen licentieovereenkomst te sluiten en zich zou terugtrekken van de Nederlandse markt, zijn daarmee voldoende ondervangen.

 

Enerzijds moet het FRAND-verweer worden onderscheiden van de belangenafweging in kort geding en, anderzijds, zal de Nederlandse bodemrechter zich een eigen oordeel over het FRAND-debat (waarvan onderdeel uitmaakt de houding van de Oppo-groep in de onderhandelingen over een FRAND-licentie en daaruit al dan niet af te leiden unwillingness) dienen te vormen.

 

Het betoog van Nokia dat het weigeren van het gevorderde verbod een ongelijk speelveld creëert omdat andere marktdeelnemers wel een licentie hebben afgenomen en licentievergoedingen afdragen, moet worden verworpen. De door Oleading gestelde zekerheid in combinatie met de mogelijkheid voor Nokia om via een bodemprocedure een veroordeling tot schadevergoeding te krijgen – waarmee Oleading derhalve ook bij haar prijszetting rekening zal dienen te houden – schept een voldoende gelijk speelveld.

 

De voorzieningenrechter is met Oleading en onder verwijzing naar voormelde Sisvel/Xiaomi-jurisprudentie, van oordeel dat de door Nokia aangevoerde omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal leggen om de belangenafweging in kort geding in Nokia's voordeel te doen uitslaan.

 

De vorderingen van Nokia in conventie worden afgewezen en de overige weren waaronder FRAND en octrooi-inhoudelijke verweren behoeven geen bespreking.

 

Nokia wordt veroordeeld in de kosten in conventie begroot op € 120.676,00. 
  

IEPT-versie volgt later
ECLI:NL:RBDHA:2023:172