De Staat heeft procesvoering onrechtmatig bekostigd

26-02-2024 Print this page
Auteur:
Anne Smits
IEPT20230321, Hof Den Bosch, Onrechtmatige bekostiging

Proceskosten onterecht bekostigd door de Staat: bij aanvang van de procedure was financiering wel redelijk ter behoud van de integriteit van de rechtspraak. Echter, de Staat kon niet in redelijkheid blijven financieren wegens gebrek aan algemeen belang van het hoger beroep. 

 

ONRECHTMATIGE DAAD 

 

[appellant] is journalist en heeft in 2004 een boek geschreven bevattende een weergave van gesprekken met negen advocaten. Centraal in het geschil staat het gesprek met [advocaat] over de Chipshol-zaak. In dat gesprek heeft [advocaat] aantijgingen gedaan over belgesprekken gevoerd door [vice-president], toenmalig vice-president van de rechtbank Den Haag. [vice-president] is in 2004 een procedure tegen [advocaat] en [appellant] gestart ter vordering van schadevergoeding op grond van de aantijgingen uit het boek. Deze vordering is zowel door de rechtbank als door het hof afgewezen en is [appellant] in het gelijk gesteld wat betreft de reconventionele vordering. Oftewel: de [appellant] heeft met het publiceren van het boek niet onrechtmatig gehandeld. 

 

Enkele jaren later bleek dat de Raad voor de rechtspraak de advocaat- en proceskosten van [vice-president] in zowel de procedure bij de rechtbank als het hoger beroep heeft gefinancierd. [appellant] is daarop deze procedure gestart tegen de Staat en de Raad voor de rechtspraak. De rechtbank in eerste aanleg heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en geoordeeld dat financiering van de procesvoering van [vice-president] niet onrechtmatig is geweest. De grief van [appellant] in hoger beroep klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Staat voldoende onderzoek heeft gedaan omtrent het financieringsbesluit. 

 

De grieven slagen deels. Het hof ziet dat de Staat niet zomaar tot het besluit is gekomen. Destijds (bij aanvang van de procedure) speelde het algemeen belang van de integriteit van de rechtspraak in het algemeen en die van [vice-president] als rechter in bijzonder een grote rol. Het beschermen van deze integriteit door middel van financiering is een valide argument. Daarbij hoefde de Staat destijds niet te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de [vice-president]. 

 

Echter, de Staat kon niet zo blijven handelen. De financiering had niet verder mogen duren dan de procesvoering in eerste aanleg. Uit interne communicatie blijkt dat de Raad voor de rechtspraak aanvankelijk het hoger beroep niet wilde bekostigen, maar hier later toch in mee is gegaan gezien de rechtbank Den Haag de kosten anders ging betalen. Het algemeen belang van integriteitsbescherming was niet langer de voornaamste reden. Voorts is het mogelijk dat het hoger beroep vanwege negatieve publiciteit juist niet in algemeen belang was, maar deze juist kon schaden. De Staat heeft het belang van financiering van hoger beroep onvoldoende duidelijk gemaakt. 

 

Kortom, het hoger beroep slaagt deels. Het eindvonnis van 19 februari 2014 wordt vernietigd voor zover de vordering van [appellant] tegen de Staat is afgewezen. De Staat wordt veroordeelt om aan [appellant] schade te vergoeden die het gevolg is van procesfinanciering van de [vice-president]. 

 

IEPT20230321, Hof Den Bosch, Onrechtmatige bekostiging 

 

ECLI:NL:GHSHE:2023:912