Verbod op deel documentaire omdat gedetineerde zijn leven in gevangenis niet zeker is

20-06-2023 Print this page
IEPT20230619, Hof Amsterdam, Een Amerikaanse nachtmerrie

Vonnis vernietigd: verbod op aflevering 5 in documentaire-serie gerechtvaardigd, gelet op het ontbreken van wederhoor en de ernst van de beschuldigingen, ontbreken van sluitend bewijs en de mogelijke consequenties daarvan voor betrokkene in een Amerikaanse gevangenis. 

PUBLICATIE

 

Appellant zit al sinds 1986 vast in een gevangenis in het buitenland. PrisonLaw is een stichting dit advocaat Imamkhan aan hem heeft toegewezen. Submarine is een productiebedrijf en ontwikkelt documentaires. Advocaat Imamkhan is bekend en akkoord met het feit dat Submarine het levensverhaal van appellant] verfilmt inclusief haar aandeel hierin.


Appellant stelt dat de insteek van de documentaire zou zijn dat hij, mede als gevolg van corruptie/fouten van het justitiële apparaat in de Verenigde Staten en gebrek aan inzet/falen van de Nederlandse overheid al 37 jaar vastzit in een Amerikaanse gevangenis in verband met een moord op zijn vrouw en stiefdochter waaraan hij part noch deel heeft gehad. De focus van de documentaire is gaandeweg tegen zijn wil en zonder dat hij op behoorlijke wijze in de gelegenheid is gesteld tot weerwoord verlegd naar beschuldigingen van betrokkenheid bij drugshandel en van seksueel misbruik van zijn toen minderjarige stiefdochter en nichtje, dit alles in een periode ruim 40 jaar geleden. Hij stelt onder meer dat als gevolg van dit laatste zijn leven in gevaar dreigt te komen.

 

De samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen Submarine en Imamkhan. Appellant is daarbij geen partij, en niet blijkt van afspraken met appellant die aan de uitzendingen in de weg staan.

Appellant heeft gesteld dat indien als gevolg van uitzending van de documentaire de beschuldigingen van seksueel misbruik van minderjarigen onder de aandacht van het grote publiek en in het bijzonder de medegedetineerden van appellant komen, zijn leven in de gevangenis niet zeker is. Het is algemeen bekend dat gezien de toestand in Amerikaanse gevangenissen dat het niet uitgesloten dat als gevolg van de uitzending voor appellant een gevaarlijke situatie zal ontstaan. 

 

In aflevering 4 is betrokkenheid bij drugshandel in ondergeschikte mate aanwezig. Door in vooraankondiging en promotiemateriaal te verwijzen naar drugshandel, wordt dit aspect groter gemaakt dan in de aflevering is. Gezien het ondergeschikt karakter en dat er geen overtuigend bewijs voorhanden is is een geringe inperking van de uitingsvrijheid van Submarine in dit geval noodzakelijk en proportioneel geacht.  

 

Aflevering 5 is grotendeels gewijd aan beschuldigingen van zeer ernstige aard, te weten het seksueel misbruik, ruim veertig jaar geleden, van twee minderjarige meisjes. Appellant heeft steeds ontkend dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Voorts is niet in geschil dat daarvoor geen sluitend bewijs voorhanden is, zoals Submarine bevestigt. Evenmin is de melding aangaande stiefdochter bij de politie destijds door zijn vrouw is ingetrokken. Daar is nooit gedegen onderzoek naar gedaan en is appellant nooit strafrechtelijk voor vervolgd. 

 

Submarine heeft het beginsel van hoor en wederhoor hebben geschonden (zoals ook neergelegd in artikel 17 van de Code voor de journalistiek: “De beschuldigde krijgt voldoende gelegenheid, liefst in dezelfde publicatie en zonder onredelijke tijdsdruk, te reageren op de aantijging.”). Verder hebben zij in die aflevering ook geen (voldoende) duidelijk onderscheid aangebracht tussen feiten, beweringen en meningen (artikel 2 van de Code voor de journalistiek). 


Het Hof verbiedt Submarine om aflevering 5 van de documentaire ‘Een Amerikaanse nachtmerrie’ openbaar te maken, dan wel uit te zenden en deze binnen 5 uur van NPO Plus te doen verwijderen.

 

Rechtbank: IEPT20230519, Rb Amsterdam, Een Amerikaanse nachtmerrie

Hof: IEPT20230619, Hof Amsterdam, Een Amerikaanse nachtmerrie

 

ECLI:NL:GHAMS:2023:1394