Executiegeschil over tekenklare SPAs met of zonder IE-vrijwaring

15-01-2024 Print this page
IEPT20230712, Rb Amsterdam, PDG v gedaagden

Executiegeschil. Nakoming van twee tekenklare SPA's waarover een akkoord bestond. Na de zitting gaat gedaagde over tot heronderhandeling betreft de opname van een IE-vrijwaringsartikel. Uit de procedure volgt dat er overeenstemming bestond over de SPA zonder IE-vrijwaring. Gedaagde is overgegaan tot beslaglegging. Bepaalde verweren in een executiegeschil - dat niet dient als een verkapt hoger beroep - kunnen niet aan de orde worden gesteld, te meer nu PDG deze verweren in het ‘echte’ hoger beroep (de procedure bij het gerechtshof) niet heeft gevoerd. Voorzieningen geweigerd.

VRIJWARING 

 

Gedaagden hebben in het eerste kort geding nakoming heeft gevorderd van twee ‘tekenklare’ Sales Purchase Agreement (SPA-)overeenkomsten, waarover volgens gedaagden tussen partijen een definitief akkoord bestond. Uit het dictum van het vonnis volgt dat PDG de SPA’s van 11 januari 2023 moet nakomen inclusief de daarin opgenomen IE-vrijwaring.


Vlak na de zitting in het hoger beroep wijzigde gedaagden plotseling van koers en gaat dus over tot heronderhandeling van deze SPA die hij eerder als ‘tekenklaar’ had bestempeld. Door in die SPA te ‘morrelen’ belet gedaagden de nakoming van het vonnis door PDG, zodat sprake is van schuldeisersverzuim. Gedaagden verweren zich dat zij niet de closing frustreert.

 

De werkwijze tussen partijen was aldus dat de VDM SPA als ‘werkdocument’ werd gezien en dat de daarin gemaakte afspraken, mutatis mutandis, werden overgenomen in de MSP SPA. Toen in die laatste MSP SPA toch de vrijwaring was opgenomen – en het lastig voorstelbaar was dat PDG wel akkoord was met verwijdering van die vrijwaring uit de VDM SPA maar niet met verwijdering daarvan uit de MSP SPA – ging [gedaagden] er vanuit dat het ging om een kennelijke verschrijving van PDG.


In de dagvaarding is onder meer opgenomen dat gedaagden van mening was dat het opnemen van dat artikel leek op een kennelijke verschrijving van de advocaten van PDG omdat PDG er in de VDM SPA reeds mee akkoord was de desbetreffende vrijwaring niet op te nemen. Gedaagde ging ervan uit dat de IE-vrijwaring geen onderdeel uitmaakt van de MSP SPA. Het staat buiten kijf dat gedaagden hiermee heeft bedoeld nakoming van de SPA met weglating van de IE-vrijwaring (artikel 7.1.g) in de MSP SPA. Die bedoeling blijkt eveneens uit hetgeen gedaagden in het eerste kort geding subsidiair heeft gevorderd, te weten verder onderhandelen over de IE-vrijwaring in de MSP SPA.

 

Het komt erop neer dat de IE-vrijwaring in de MSP SPA überhaupt niet ter sprake is gekomen op de mondelinge behandeling van het eerste kort geding.

 

Dit oordeel is bekrachtigd door het gerechtshof na een schriftelijke ronde en een mondelinge behandeling waarin PDG niet is ingegaan op deze vaststelling van de feiten in het vonnis en wederom met geen woord heeft gerept over de IE-vrijwaring (artikel 7.1.g) in de MSP SPA. Gedaagden wordt derhalve gevolgd in zijn standpunt dat PDG moet meewerken aan overdracht van de aandelen in VDM Parts en MSP, zonder de desbetreffende IE-vrijwaring in de MSP SPA. Omdat die medewerking tot nu toe aan de zijde van PDG ontbrak, is gedaagde terecht overgegaan tot het treffen van executiemaatregelen, waaronder het leggen van beslag.

 

Dat PDG in dit executiegeschil wél verweer heeft gevoerd tegen de zienswijze van gedaagden dat in de MSP SPA geen IE-vrijwaring is overeengekomen, maakt het voorgaande niet anders. Ook heeft PDG thans het verweer gevoerd dat uit het due diligence-onderzoek naar voren kwam dat MSP merkenrechten van derden schendt, dat PDG daarom een groot belang heeft bij de door haar gewenste IE-vrijwaring, dat dit altijd duidelijk is geweest voor gedaagden, en dat PDG dit punt dus nooit heeft “weggegeven”. Deze verweren kunnen in een executiegeschil, dat niet kan dienen als een verkapt hoger beroep, niet aan de orde worden gesteld, te meer nu PDG deze verweren in het ‘echte’ hoger beroep (de procedure bij het gerechtshof) niet heeft gevoerd.


Nu in conventie het geschilpunt dat aan closing in de weg stond is beslecht, mag worden aangenomen dat PDG spoedig zal meewerken aan uitvoering van de veroordelingen. Dit blijkt ook uit de e-mailcorrespondentie tussen de raadslieden en de griffier die is gevoerd na de mondelinge behandeling van dit kort geding. Daaruit blijkt dat partijen alles in gereedheid aan het brengen zijn om op 13 juli 2023 tot closing over te gaan en dat PDG ook bereid is hiertoe over te gaan met ondertekening van de MSP SPA zonder de IE-vrijwaring, mocht de voorzieningenrechter in deze zin oordelen. Onder die omstandigheden heeft [gedaagden] onvoldoende (spoedeisend) belang bij toewijzing van zijn vorderingen. nu de tekst van de beslissing van het vonnis is verduidelijkt zal PDG dit eenvoudigweg nakomen.

 

De vorderingen worden geweigerd.
 

ECLI:NL:RBAMS:2023:4371