
Barco heeft waarheidsplicht (art. 21 Rv) geschonden: bewijs vervalst. Geen sprake van misbruik procesrecht: voor op indirecte en equivalentie gebaseerde vorderingen was het vervalste bewijs niet relevant. Proceskosten vermeerderd: Barco wordt veroordeeld de kosten die Delta heeft gemaakt ten aanzien van het verweer tegen de specifieke, tegen beter weten in aangevoerde directe octrooi-inbreukgrondslag volledig te vergoeden.
Barco is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de rechtbank den Haag van 9 december 2020 waarin de vorderingen van Barco op grond van octrooirecht en modellenrecht werden afgewezen. Barco heeft haar vorderingen in het principaal hoger beroep ingetrokken. In incidenteel hoger beroep heeft Delta twee grieven aangevoerd.
Met grief 1 voert zij aan dat Barco haar waarheidsplicht uit hoofde van art. 21 Rv heeft geschonden en onrechtmatig jegens Delta heeft gehandeld, door zelf bewijs te fabriceren en dat te gebruiken om haar inbreukvorderingen te onderbouwen. Daarnaast voert Delta aan dat Barco zich jegens Delta op onrechtmatige wijze heeft uitgelaten over onderhavige procedure. Met grief 2 komt Delta op tegen de matiging van de proceskosten in eerste aanleg door de rechtbank.
Naar het oordeel van het hof heeft Delta voldoende aannemelijk gemaakt dat Barco doelbewust bewijs van de aanwezigheid van de schermdeelsoftware op het apparaat 625 van Delta heeft gefabriceerd en zich daarop in heeft beroepen door een screenshot van de mappenstructuur van het door haar bewerkte apparaat over te leggen, terwijl zij wist, ook tijdens het aanhangig maken van de procedure, dat de apparaten bij aankoop geen schermdeelsoftware bevatten. Dit is een schending van de waarheidsplicht van artikel 21 Rv, maar levert geen misbruik van procesrecht op, omdat Barco aan haar op octrooi-inbreuk gebaseerde vorderingen zowel directe inbreuk als indirecte inbreuk en equivalentie ten grondslag heeft gelegd. Alleen voor de directe inbreuk was van belang of de schermdeelsoftware op de apparaten van Delta aanwezig was. De grondslagen indirecte inbreuk en equivalentie waren daarentegen juist (subsidiair) gebaseerd op de veronderstelling dat er juist geen schermdeelsoftware op de LauncherPlus aanwezig was.
Delta heeft weliswaar bestreden dat van indirecte inbreuk en equivalentie sprake was, maar zij heeft (terecht) niet, althans onvoldoende gemotiveerd gesteld dat die grondslagen zo evident ongegrond waren dat de procedure op basis van (alleen) die grondslagen achterwege had moeten blijven. Het stond Barco daarom vrij (op die grondslagen) tegen Delta op octrooi-inbreuk gebaseerde verbodsvorderingen in te stellen. In zoverre heeft Barco niet onrechtmatig gehandeld en is er geen aanleiding voor een hogere vergoeding van de kosten gemoeid met de verdediging tegen die overige grondslagen dan de redelijke en evenredige proceskosten volgens 1019h Rv en de op deze procedure toepasselijke Indicatietarieven.
IEPT-versie volgt