
Verstekvonnis waarin de rechtbank oordeelt dat gedaagde in de door hem geëxploiteerde horecagelegenheid, door middel van de openbare vertoning van televisie-uitzendingen van filmwerken of gedeelten daarvan, deze filmwerken openbaar heeft gemaakt, zonder dat daarvoor toestemming is verkregen van eiseres namens de rechthebbende(n) op de betreffende filmwerken en gedaagde derhalve inbreuk maakt op de auteursrechten die hier op rusten. Gedaagde moet iedere openbaarmaking van een door eiseres vertegenwoordigd filmwerk of gedeelte daarvan staken op straffe van een dwangsom van 1000,00 voor iedere openbaarmaking in strijd met het bevel, met een maximum van € 10.000.
De vordering tot het aanleveren van de volledige -naar waarheid- ingevulde licentieaanvraag, wijst de rechtbank af. Het is noch gesteld, noch gebleken dat gedaagde verplicht is een licentie aan te vragen.
IEPT20230809, Rb Rotterdam, Videma