De Staat mocht de software uitrollen over gehele IT-omgeving mits 'internal processing needs'

29-02-2024 Print this page
IEPT20231129, Rb Den Haag, SDL v Staat der Nederlanden

De vraag of de Staat der Nederlanden buiten de grenzen van met SDL gesloten licentieovereenkomsten voor gebruik software is getreden (en daarmee auteursrechtinbreuk heeft gemaakt), ontkennend beantwoord.


Deze zaak betreft een licentiegeschil. De Staat heeft, voor het werk van twee ministeries, met softwarebedrijf SDL licentieovereenkomsten gesloten. Die overeenkomsten stonden het gebruik van de door SDL ontwikkelde software onder bepaalde voorwaarden toe. Volgens SDL heeft de Staat echter méér dan wel anders gebruik gemaakt van de software dan was overeengekomen. SDL verwijt de Staat om die reden onrechtmatig handelen (auteursrechtinbreuk) dan wel wanprestatie. In deze procedure vordert zij daarom een schadevergoeding van de Staat, bestaande uit gemiste licentie-inkomsten. De rechtbank wijst de vordering van SDL af.

 

Volgens SDL is de Staat als volgt buiten de grenzen van de verleende licenties getreden:
I. door voor ‘de interne processing behoeftes’ van het ministerie van (toen) Veiligheid en Justitie en het ministerie van (toen) Infrastructuur en Milieu méér dan één configuratie in gebruik te nemen;

II. door vanaf het moment van de organisatorische wijzigingen binnen het (toenmalige) ministerie van Justitie in 2010, althans vanaf het moment van een grootscheepse migratie die in 2016 binnen dat ministerie plaatsvond, geen aanvullende licentie-fees af te dragen voor toegenomen gebruik van het gelicentieerde;

III. door zich niet te beperken tot het configureren van websites uitsluitend bestemd voor de ‘interne processing behoefte’ van het ministerie van Justitie/ministerie van Veiligheid en Justitie;
IV. door het SSC-ICT van de software bedoeld voor de ‘interne processing behoefte’ van het ministerie van Veiligheid en Justitie gebruik te laten maken

Ad I: Achter het begrip ‘configuratie’ in genoemde tabel, in de kolom getiteld ‘aantal’, staat ‘unlimited’ vermeld. Een redelijke uitleg van deze twee woorden tezamen brengt, gelet op het voorgaande, mee dat de software van SDL zonder beperkingen over de hardwarecomponenten binnen de IT-omgeving van de Staat mag worden uitgerold, zo lang het gebruik maar ten dienste staat van ‘de interne processing behoefte’ van het (toenmalige) ministerie van Justitie en de overige in de licentieovereenkomst opgenomen beperkingen in acht worden genomen.


Ad II: SDL betoogt verder dat de organisatorische wijzigingen binnen het (toenmalige) ministerie van Justitie in 2010 moeten worden aangemerkt als ‘het samengaan met een andere overheidsinstantie’ als bedoeld in, wat zij noemt, ‘de fusieclausule’.


Tussen partijen staat vast dat de organisatorische wijzigingen binnen het (toenmalige) ministerie van Justitie in 2010 er feitelijk op neer kwamen dat het daarvoor onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ressorterende directoraat-generaal Veiligheid, dat bestond uit een aantal organisatieonderdelen11, onder de vleugels van het (toenmalige) ministerie van Justitie werd gebracht. Het ging om één directoraat-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, één beleidsdomein, dat onder het ministerie van Justitie kwam te vallen. Van gelijkwaardigheid tussen twee samengaande eenheden was daarbij naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.


Ad III: De Staat heeft de software ingezet voor het vervaardigen van elf publicaties (websites, hiervoor opgesomd onder 3.11) die niet uitsluitend ‘de interne processing behoefte’ van het (toenmalige) ministerie van Justitie/het (toenmalige) ministerie van Veiligheid en Justitie betroffen en dat aldus de grenzen van de licentieovereenkomst niet zijn gerespecteerd. De licentie-inkomsten die SDL als gevolg hiervan heeft gemist, bedragen volgens haar € 1.750,-- per publicatie. Aldus dient de Staat €35.000 over te maken.

Ook bij de mondelinge behandeling is SDL niet tot verstrekking van het bankrekeningnummer is overgegaan. Nu zij de betaling van de Staat niet in ontvangst heeft willen nemen en nog steeds niet wil nemen, omdat zij er de voorkeur aan geeft het geschil met de Staat als één geheel te benaderen en de Staat haar ook een aanbod betreffende vergoeding van de door SDL gemaakte proceskosten had moeten doen, zou het schuldeisersverzuim zijn geëindigd.

 

Ad IV: Uit het Order Form, gelezen in combinatie met part B van de Delivery Overview, volgt dat de licentie is afgesloten voor de ‘internal processing needs’ van het (toenmalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. In de Commercial Overview wordt vermeld dat Rijkswaterstaat onderdeel is van dit ministerie. Het gaat dus niet om een licentie voor gebruik van de softwareprogrammatuur door alleen Rijkswaterstaat (voor zover SDL dat bedoeld te betogen).


Een en ander brengt de rechtbank tot het oordeel dat de door SDL aangehaalde documenten redelijkerwijs niet anders kunnen worden begrepen dan dat het de Staat vrijstaat de door SDL ontwikkelde software uit te rollen over zijn gehele IT-omgeving, met de beperking dat dit alleen mag gebeuren ten behoeve van de ‘internal processing needs’ van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (inclusief Rijkswaterstaat) en met de beperkingen gelegen in een fusie of overname aan de zijde van het ministerie of het ‘toewijzen’ door SDL van de licentie aan een andere entiteit (zie part B van de Delivery Overview). Het betoog van SDL stuit hierop af.


 

ECLI:NL:RBDHA:2023:18749