Gerecht EU: Vormmerk Lego-minifig is geldig

15-12-2023 Print this page
IEPT20231206, Gerecht EU, BB Services v Lego

Nietigheidsprocedure. 3D-merk voor een speelgoedfiguurtje. Beroep op absolute nietigheid. Lego-poppetje bestaat niet uitsluitend uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te bereiken.

MERKENRECHT - ABSOLUTE NIETIGHEIDSGRONDEN

 

Verzoeker heeft bij het EUIPO een verzoek tot nietigverklaring ingediend van het driedimensionele Lego-figuurtje als merk. De nietigheidsafdeling heeft het verzoek afgewezen. Kamer van beroep heeft ook het beroep afgewezen. Het Gerecht wijst eveneens dit beroep af.
 

De aard van dit product is “ongetwijfeld” duidelijk, het gaat om het Lego-speelgoedfiguur, en niet om een ​​plug-in-bouwbeeldje, zoals verzoekster beweerde. Hoewel het zeker onbetwistbaar was dat het Lego-speelgoedfiguurtje compatibel was met het modulaire bouwsysteem van interveniënte, was het volgens de kamer van beroep ook bekend dat het in principe mogelijk om met dit speelgoedfiguurtje precies te spelen zoals met elk speelgoedfiguurtje (d.w.z. vasthouden, verplaatsen, demonteren enz.), zonder het noodzakelijkerwijs te hoeven associëren met het genoemde modulaire bouwsysteem.
 

Er moet worden geconcludeerd dat, als de kamer van beroep terecht heeft geoordeeld dat de in punt 51 van de bestreden beslissing behouden kenmerken essentiële kenmerken van het betwiste merk waren. Aan de andere kant heeft zij een beoordelingsfout gemaakt door de door verzoekster aangevoerde aanvullende kenmerken, namelijk de haken aan de handen en de gaten aan de achterkant van de benen en onder de voeten, niet als essentieel te beschouwen.
 

Wat de functionaliteit van de essentiële kenmerken van het teken betreft, heeft de kamer van beroep in de punten 78 tot en met 81 van de bestreden beslissing geoordeeld dat geen enkel bewijs de conclusie mogelijk maakte dat de vorm van het beeldje in kwestie als geheel noodzakelijk was om een ​​specifiek technisch resultaat te verkrijgen. Zij was met name van mening dat niet bewezen was dat deze vorm als zodanig en in zijn geheel noodzakelijk was om montage met in elkaar grijpende bouwstenen mogelijk te maken. Volgens haar was het ‘resultaat’ van deze vorm eenvoudigweg het verlenen van menselijke kenmerken aan het beeldje in kwestie en was het feit dat het speelgoedbeeldje in kwestie een personage vertegenwoordigde en in een passende speelse context kon worden gebruikt geen ‘technisch resultaat’.
 

Er zij aan herinnerd dat vormen waarvan alle essentiële kenmerken nodig zijn om een ​​technisch resultaat van het voortbrengsel te verkrijgen, in beginsel de inschrijving moet worden geweigerd.


IEPT-versie volgt later
ECLI:EU:T:2023:781 - autotranslated