IE-rechten spelen geen rol bij beoordeling of Nederlands registratiedossier wordt overgedragen

29-02-2024 Print this page
IEPT20231212, Hof Amsterdam, Glucamagnesium

Appellante heeft aan geïntimeerden verschillende bedrijven verkocht. Die bedrijven handelen onder andere in diergeneesmiddelen. Tijdens het onderhandelingstraject is er bij geïntimeerden onduidelijkheid ontstaan over wie eigenaar is van het Nederlandse registratiedossier van het diergeneesmiddel Glucamagnesium. In de koopovereenkomst is vervolgens een bepaling opgenomen, waarin nadere afspraken zijn gemaakt over de overdracht van dit dossier en het bedrag dat daarvoor aan appellante moet worden betaald. Partijen verschillen van mening over hoe deze bepaling moet worden uitgelegd en of aan de voorwaarden in die bepaling is voldaan om het dossier aan geïntimeerden over te dragen. Appellante stelt van wel, en heeft aanspraak gemaakt op betaling van het bedrag in verband met de overdracht van het dossier. Geïntimeerden hebben deze aanspraak betwist. De rechtbank heeft de vorderingen van appellante afgewezen. Het hof behandelt de zaak opnieuw en wijst de vorderingen van appellante toe.

 

KOOP

 

Artikel 8 lid 3 noemt de overdracht van het Nederlandse registratiedossier. Anders dan [geïntimeerden] hebben betoogd, volgt uit de tekst van artikel 8 lid 3 niet dat ook is gedoeld op eventuele intellectuele eigendomsrechten op Glucamagnesium of op (andere) rechten op het product zelf. Uit niets blijkt dat [appellante] tegenover [geïntimeerden] heeft gepretendeerd dergelijke rechten te hebben of dat [geïntimeerden] dat mochten verwachten. Dat er in het Nederlandse registratiedossier tevens gegevens staan over het product, bijvoorbeeld een samenvatting van de productkenmerken, maakt dat niet anders.


[geïntimeerden] hebben, tot slot, in algemene zin genoemd dat uit de eigendom van een registratiedossier rechten van intellectuele eigendom en know how voortvloeien, door hen geduid als “de rechten die van het dossier onderdeel uitmaken”. Het is mogelijk dat dergelijke rechten op een registratiedossier rusten. [geïntimeerden] hebben echter nagelaten concreet te maken in welk opzicht dit soort rechten in dit specifieke geval een beperking opleveren in de zin van artikel 8.3 van de koopovereenkomst. [geïntimeerden] hebben bij hun betoog ook geen rekening gehouden met de situatie die zich hier voordoet, te weten dat het Nederlandse registratiedossier niet aan Werner Stricker (Biokema), maar aan [appellante] in eigendom toebehoort.
 

Het betoog van geïntimeerden is dan ook onvoldoende betwisting van de stelling van appellante dat er na overdracht van het Nederlandse registratiedossier geen beletselen bestaan, ook niet “in relatie tot Stricker AG” om het te gebruiken. Rechten van intellectuele eigendom en know how spelen bij de verdere beoordeling daarom geen rol.


Het hof veroordeelt geïntimeerden hoofdelijk om aan appellante € 500.000,- te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2019 tot het moment van betaling, tegen afgifte door appellante van het Nederlandse registratiedossier voor Glucamagnesium aan [geïntimeerden].

 

ECLI:NL:GHAMS:2023:3113