Contactverbod en verbod op boek openbaren over Stichting in Jeugdzorg

21-12-2023 Print this page
IEPT20231219, Rb Noord-Nederland, Stichting in Emmen

De gedaagde heeft een boek gepubliceerd waarin passages voorkomen over (medewerkers van) de eiser. In dit kort geding verzoekt de eiser om een contactverbod en verschillende andere verboden, die in wezen tot doel hebben te voorkomen dat het betreffende boek nog langer circuleert. De gedaagde heeft geen verweer ingediend. De voorzieningenrechter overweegt verder dat de gedaagde zich onrechtmatig heeft gedragen ten opzichte van (medewerkers van) de stichting en dat de uitspraken in het boek niet op feiten zijn gebaseerd. Hierbij ontstaat een conflict tussen tegenstrijdige (grond)rechten, wat vereist dat een belangenafweging plaatsvindt. Die afweging wordt, zowel voor wat betreft het gevraagde contactverbod als de andere verboden, in het belang van de stichting besloten.


PUBLICATIES

De op te leggen verboden komen in alle gevallen neer op een te maken belangenafweging.

 

Ten eerste: [gedaagde] heeft verschillende e-mailberichten aan (medewerkers van) de stichting verzonden, waarvan de inhoud zonder meer als onrechtmatig kan worden bestempeld. [gedaagde] heeft ook niet weersproken dat hij gedurende lange tijd bij het huis van een medewerker van de stichting heeft postgevat en dat hier aangifte van is gedaan. De stichting heeft aangevoerd dat zij en haar medewerkers van dergelijke berichten/acties van [gedaagde] verschoond wil blijven.

 

Omdat [gedaagde] in ieder geval voorafgaand aan de zitting heeft aangegeven dat hij niet aan de sommatie van de stichting om geen contact meer op te nemen zal voldoen en tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven nog steeds achter de inhoud van zijn e-mailberichten te staan, acht de voorzieningenrechter een contactverbod passend en aangewezen. Voor dat oordeel is te meer aanleiding, nu de stichting kennelijk geen enkele betrokkenheid meer heeft bij of met X, terwijl gesteld noch gebleken is welk (ander) belang [gedaagde] dan nog heeft bij contact met de stichting.

 

Ten tweede: Waar het gaat om de andere te maken belangenafweging, overweegt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] zijn uitlatingen over (medewerkers van) de stichting per e-mailbericht, boek en flyers van geen enkele onderbouwing heeft voorzien of deze zelfs maar aannemelijk heeft gemaakt. Gedaagde heeft ter zitting verklaard dat die uitingen vooral zijn ingegeven vanwege een gevoel van onmacht en/of woede bij hem over de wijze waarop de stichting met betrekking tot X zou hebben gehandeld. De uitingen door gedaagde vinden dus geen steun in aanwijsbare feiten, terwijl de stichting en haar medewerkers hierdoor uiterst kwalijk en diffamerend worden weggezet.

 

Daarbij opgeteld de omstandigheid dat gedaagde ter zitting heeft verklaard dat het boek hem zogezegd helemaal niet meer interesseert, acht de voorzieningenrechter de overige verboden eveneens toewijsbaar.

 

ECLI:NL:RBNNE:2023:5192