Contactenlijst naar privé-e-mailadres gestuurd, geen relatiebeding achteraf toepassen

26-01-2024 Print this page
IEPT20231222, Rb Rotterdam, PCS Petrochemie v gedaagde

Arbeidsrecht. Werknemer heeft vóór uitdiensttreding lijst met contacten naar privé-e-mailadres gestuurd en doorgestuurd naar zakelijk e-mailadres bij de nieuwe werkgever, die geen concurrent van oud-werkgever is. Schending van geheimhoudingsbeding is niet komen vast te staan. Vordering tot een contactverbod wordt afgewezen. Hiermee vragen eiseressen een relatiebeding van toepassing te verklaren tussen partijen. Daar is geen grond voor.


ARBEIDSOVEREENKOMST

 

Bij lezing van het geheimhoudingsbeding constateert de kantonrechter dat daaruit niet af te leiden is dat het sturen van de lijst naar zichzelf door [gedaagde01] al een schending van het geheimhoudingsbeding zou opleveren. Uiteindelijk is dat het enige waarvan vaststaat dat het is gebeurd: [gedaagde01] heeft de lijst twee keer naar zichzelf gestuurd; beide keren niet naar een account bij een concurrent van PCS. Niet is gebleken dat [gedaagde01] (de informatie op) de lijst ook met een derde/derden heeft gedeeld.

PCS betoogt dat het niet anders kan zijn dan dat [gedaagde01] (de informatie op) de lijst met derden heeft gedeeld, maar dit is slechts een vermoeden van PCS, en is onvoldoende om in rechte de conclusie te kunnen trekken dat dat ook daadwerkelijk is gebeurd en dat [gedaagde01] daarmee dus het geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Bovendien geldt dat PCS onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden heeft gesteld om tot (nadere) bewijslevering toegelaten te worden. Dit betekent dat de boete van € 40.000,- die is gevorderd omdat het geheimhoudingsbeding zou zijn overtreden wordt afgewezen.


PCS en Prodex vragen om [gedaagde01] te verbieden contact te hebben met personen/bedrijven/medewerkers op de lijst. Daarmee vragen zij in feite om een relatiebeding tussen PCS en Prodex aan de ene kant en [gedaagde01] aan de andere kant van toepassing te verklaren. Een relatiebeding dat zij bij de aanvang van de arbeidsovereenkomst niet (en evenmin nadien) met [gedaagde01] zijn overeengekomen. Daar acht de kantonrechter geen grond voor aanwezig.

 

[gedaagde01] mag PCS en Prodex uiteraard geen onrechtmatige concurrentie aandoen, maar de kantonrechter acht geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die tot de conclusie zouden moeten leiden dat [gedaagde01] PCS en/of Prodex nu onrechtmatig beconcurreert door contact te hebben met klanten van PCS en/of Prodex die op de lijst staan.

 

Bovendien hecht de kantonrechter er in dit kader waarde aan dat op de zitting namens PCS en Prodex is verklaard dat de lijst thans, na twee jaar, niet meer zo relevant is.
 

Het gevorderde contactverbod wordt dus ook afgewezen.


ECLI:NL:RBROT:2023:12327