Brieven vader over thuissituatie dochter zijn 'onjuiste publicatie'

11-01-2024 Print this page
IEPT20231227, Rb Zeeland-West-Brabant, dochter-huisarts v vader

Vader schrijft aan derden brieven over de thuissituatie van dochter (50, huisarts). Vrijheid van meningsuiting tegenover recht op persoonlijke levenssfeer en goede naam. Die moeten worden gezien als 'onjuiste publicatie' en dienen te worden gerectificeerd.


PUBLICATIES & PRIVACY



Eiseres, huisarts van 50 jaar, is de dochter van gedaagde. Zij is bewust alleenstaand moeder van drie kinderen. Zij werkt 4,5 dag per week en laat zich bij het runnen van haar huishouding bijstaan door haar beste vriendin. Er zijn irritaties ontstaan over de bemoeienissen van gedaagde met het gezin. Gedaagde eist een gesprek en dreigt dat er een brief volgt naar de raad voor de kinderbescherming, haar buren, haar praktijk, de scholen van de kinderen, de kerk en tennisvereniging, waarin hij uiteen zal zetten hoe “die achterbakse gifslang” haar hele huishouden heeft overgenomen.

 

In deze brief staat dat eiseres door jarenlang dagelijks bovenmatig alcoholgebruik totaal is ontspoord, dat de vriendin de liefde van de kinderen koopt door hen voortdurend te verwennen én dat eiseres haar hele huishouden uit handen heeft gegeven.

 

De kernvraag in dit kort geding is of gedaagde door het aan derden versturen van de brief onrechtmatige uitlatingen over eiseres en haar gezinssituatie heeft gedaan en of deze dienen te worden gerectificeerd.

 

Gedaagde noemt in de brief het vermeende bovenmatige alcoholgebruik van eiseres, dat zij daardoor te weinig zorgt voor haar kinderen en de zorg te veel overlaat aan haar vriendin, die haar “in de tang’” heeft. Daarnaast suggereert gedaagde dat eiseres in een geschikte verslavingskliniek zou moeten worden opgenomen voor haar alcoholverslaving.

 

Gedaagde heeft niet aannemelijk gemaakt welk belang hij heeft bij de door hem gedane uitingen, behalve dat hij zich zorgen maakt over eiseres en haar thuissituatie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de uitlatingen onrechtmatig jegens eiseres, vanwege de nodeloos diffamerende wijze waarop de daarin geformuleerde mening is geuit. Eiseres is daardoor in haar eer en goede naam geschaad.

 

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet voorshands worden aangenomen dat sprake is van een ‘onjuiste publicatie’ in de zin van artikel 6:167 BW, die gezien de inhoud schadelijk is voor eiseres. Zij heeft daarom recht op en belang bij een rectificatie.

 

De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde om de navolgende rectificatie te sturen aan geadresseerden van de door hem verstuurde brieven: 
Geachte lezer, Op 17 oktober 2023 heb ik u een brief gestuurd met daarin beschuldigingen over het gezin van mijn dochter. Deze beschuldigingen had ik niet mogen doen. Ik verzoek U de brief te vernietigen.”

 


ECLI:NL:RBZWB:2023:9305