Geen algemeen publicatieverbod gestolen geluidsopnamen advocatenpraktijk

02-03-2024 Print this page
IEPT20240229, Hof Amsterdam, Publicatie geluidsopnamen advocatenpraktijk

Geen algeheel publicatieverbod inzake gestolen vertrouwelijke geluidsopnamen advocatenpraktijk, behalve naam en tot de persoon te herleiden gegevens van  degene die [naam 2] zou hebben benaderd met het verzoek om informatie uit een strafdossier door te geven vanwege zwaarwegend maatschappelijk belang

 

4.20. Voor het overige gebruik in het conceptartikel van de opnamen die [naam 1] zou hebben gemaakt geldt het volgende. Via deze opnamen is het AD op het spoor gekomen van de gedragingen en uitlatingen van [naam 2] die in het conceptartikel worden beschreven. Omdat de voorgenomen publicatie een bijdrage beoogt te leveren aan het publieke debat is er relatief weinig ruimte voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting van het AD. Met de voorgenomen publicatie is een zwaarwegend maatschappelijk belang gemoeid. Dat rechtvaardigt dat het AD daarover publiceert, ook al baseert het AD zich op opnamen die geheimhoudersinformatie bevatten, die heimelijk zouden zijn gemaakt en waarvan aannemelijk is dat zij op onrechtmatige wijze zijn verkregen door de derden. Het door de geheimhoudingsplicht gediende belang van vertrouwelijkheid van de daaronder vallende informatie legt onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het met de voorgenomen publicatie gediende belang. [geïntimeerde 1] en de Orde hebben bovendien de veiligheidsrisico’s van [geïntimeerde 1] en [naam 2] slechts onderbouwd met algemene stellingen. Deze geven voorshands onvoldoende steun voor concrete vrees dat [geïntimeerde 1] en [naam 2] als gevolg van de voorgenomen publicatie bovenop reeds bestaande risico’s extra risico zullen lopen. Deze algemene stellingen leggen onvoldoende gewicht in de schaal tegenover het met de voorgenomen publicatie gediende belang. Hierbij weegt mee dat het conceptartikel voortborduurt op informatie over [naam 2] die zich reeds in het publieke domein bevindt, dat reeds publiekelijk bekend is dat het AD beschikt over (vermoedelijk) heimelijk door [naam 1] gemaakte opnamen en dat algemeen bekend moet worden geacht dat [naam 1] de gewoonte had om gesprekken op te nemen. Ook weegt mee dat [geïntimeerde 1] zelf over een aantal van de door hem en de Orde als gevaarzettend benoemde onderwerpen heeft gepubliceerd.

Afweging van alle relevante omstandigheden leidt tot de conclusie dat het recht op vrijheid van meningsuiting van het AD in dit geval zwaarder weegt dan de eveneens zwaarwegende belangen van [geïntimeerde 1] en [naam 2]. Voorshands is onvoldoende gebleken dat de voorgenomen publicatie jegens [geïntimeerde 1] en/of [naam 2] onrechtmatig is/zal zijn. Ten aanzien van de Orde geldt hetzelfde.

 

4.21. De slotsom luidt dat vordering (1) van [geïntimeerde 1] en de Orde toewijsbaar is voor zover deze betrekking heeft op het door het AD in de voorgenomen publicatie noemen van de naam en tot de persoon te herleiden gegevens – waaronder in dit geval ook de initialen – van degene die [naam 2] zou hebben benaderd met het verzoek om informatie uit een strafdossier door te geven. Voor het overige is vordering (1) niet toewijsbaar.

 

IEPT20240229, Hof Amsterdam, Publicatie geluidsopnamen advocatenpraktijk
 

Persbericht Rechtspraak.nl

ECLI:NL:GHAMS:2024:428