Geen belang bij getuigenverhoor over geldigheid octrooi

20-03-2024 Print this page
IEPT20240301, Rb Den Haag, NGCM v TU Delft

Partijen hebben een licentieovereenkomst voor een octrooi op een biobased membrane. Er is internationaal onderzoek verricht en de conclusies zouden niet nieuw of inventief zijn. NGCM gebruikt de non-sludge-based toepassing en verzoekt een getuigenverhoor over de geldigheid van het octrooi. De verklaring van de getuigen kan niet tot de door verzoeker beoogde vaststelling van de ongeldigheid van het octrooi leiden, dat is voorbehouden aan de rechter in het kader van een daartoe wettelijk vastgelegde procedure. Geen belang


LICENTIES - ONVOLDOENDE BELANG - GETUIGENBEWIJS

 

TU Delft heeft op 3 oktober 2013 een aanvrage ingediend voor een NL octrooi “Biobased membrane” (en een EP). Ex artikel 32 ROW is internationaal onderzoek verricht naar de stand van de techniek en alle conclusies van de aanvrage zijn niet nieuw of inventief. Voor TU Delft vormde dit rapport geen aanleiding om de aanvrage in te trekking en heeft zij een NL en Europees octrooi, met een beperking dat enkel sludge-based membranen onder de bescherming vallen aangevraagd.

 

NGCM produceert en levert innovatieve, milieuvriendelijke, nabehandelingsproducten voor de bouw, in het bijzonder ook producten voor de behandeling van beton om de levensduur van een constructie te verlengen.

 

Partijen hebben een licentieovereenkomst. NGCM was alleen geïnteresseerd in de non-sludge-based toepassingen uitgaande van algen/alginaat, dit werkte niet optimaal vanwege schimmelvorming binnen twee dagen, waardoor die niet goed commercieel toepasbaar was. De factuur voor de tweede tranche zou worden verstuurd als partijen een oplossing hebben gevonden om schimmelvorming tegen te gaan. Die oplossing is nog altijd niet gevonden.


De licentieovereenkomst is inmiddels ontbonden zonder tussenkomst van de rechter. NGCM gebruikt de Toepassing nog steeds, de alternatieve sludge-toepassing is voor NGCM geen optie vanwege de kosten verbonden aan het daarvoor benodigde kaumera en is niet geschikt voor beton curing vanwege de stank.


NGCM legt aan haar verzoek ten grondslag dat het voorlopig getuigenverhoor van belang is om uitspraken van TU Delft te verifiëren, te weten dat het octrooi voor wat betreft de non-sludge Toepassing niet geldig is en dat het NGCM (mitsdien) vrijstaat om de Toepassing te gebruiken. Dat acht zij relevant voor de beoordeling van het geschil en voor een mogelijk in te stellen vordering tegen TU Delft.


De verklaring van de getuigen kan niet tot de door verzoeker beoogde vaststelling van de ongeldigheid van het octrooi leiden, dat is voorbehouden aan de rechter in het kader van een daartoe wettelijk vastgelegde procedure. OCNL zal op verzoek van NGCM op korte termijn over de geldigheid van het octrooi adviseren, dat zal een aanwijzing vormen op basis waarvan NGCM zo nodig een procedure kan aanspannen (art. 76.1 jo art. 75.1 en 3 ROW). De definitieve beslissing over de geldigheid en de beschermingsomvang van het octrooi kan uitsluitend door de rechtbank Den Haag worden gegeven.


De rechtbank wijst het verzoek van NGCM af vanwege gebrek aan belang.

 

ECLI:NL:RBDHA:2024:3028