Enfa kan niet beroepen op distributieovereenkomst en handelsnaamrecht tegenover Enka

19-06-2024 Print this page
IEPT20240530, Rb Noord-Holland, Enfa v Demka en Enka

Vordering nakoming distributieovereenkomst afgewezen: eiseres geen partij bij overeenkomst. Enka maakt geen inbreuk op handelsnaam Enfa: gebruik handelsnamen stemt niet overeen, de logo’s verschillen in voldoende mate van elkaar, ondernemingen zijn in verschillende regio’s actief en daadwerkelijke verwarring niet aangetoond.


DISTRIBUTIEOVK - HANDELSNAAMRECHT


Enfa exploiteert een drank en levensmiddelgroothandel. Demka is een Duitse groothandel. Enka is een groothandel in voedings- en genotmiddelen en voert tevens de handelsnaam Piknik. Demka en Enfa hebben een distributieovereenkomst gesloten, waarbij aan Enfa een exclusief recht was verleend de merken Özyörem en Yörem in de Benelux te verkopen. Die overeenkomst wordt niet langer nagekomen door Demka.

 

Enfa BV is geen echter geen partij bij de overeenkomst met Demka, maar Enfa vof. Dat heeft Enfa BV niet ontkracht.


Enfa stelt dat de namen ‘Enfa’ en ‘Enka’ slechts één letter van elkaar verschillen, waardoor verwarringsgevaar bestaat bij de klanten, welk gevaar zich reeds heeft verwezenlijkt, zoals blijkt uit de omstandigheid dat zij betalingen heeft ontvangen op haar rekening die bestemd bleken te zijn voor Enka.


Enka is een samenvoeging van de Turkse woorden ‘Eniste’ (zwager) en ‘Kayinbirader’ (schoonbroer), veelvoorkomend in Turkse bedrijfsnamen (in Nederland). Tussen de gebruikte logo's bestaat geen visuele overeenkomst. De vestigingsplaatsen Rotterdam en Amsterdam verschillen ook. De inbreuk op de handelsnaam wordt afgewezen.


Enfa BV kan zich ook tegenover Enka niet beroepen op het bestaan van de gestelde distributieovereenkomst. Bovendoen al Enfa wel een beroep op de overeenkomst zou toekomen, zou de Nederlandse rechter onbevoegd zijn.

 

Demke betwist de juistheid van de inhoud van het transcript dat is overlegd. Het had op de weg van Enfa gelegen de opname te overleggen, hetgeen ze heeft nagelaten. Al zou de inhoud van het transcript overeenstemmen, dan is het verwijt niet zozeer dat Demka de franchise niet wilde voortzetten, maar dat zij geen compensatie wilde betalen voor de beëindiging van de overeenkomst. Binnen enkele dagen heeft Enfa zich al neergelegd hierbij en leverde hierna producten van een grote concurrent van Demka. Dat beeld versterkt dat het uitblijven van de compensatie het verwijt is dat Enfa aan Demka maakt.


Het geschil heeft deels betrekking op handelsnaaminbreuk, waarop 1019h Rv van toepassing is en dat een 60% aandeel heeft. De overige 40% is tegen liquidatietarief. Het gevorderde wordt afgewezen tegenover beiden. Enfa moet €1.795 aan Demka betalen en €4.908,80 aan Enka vanwege proceskosten.

 

IEPT20240530, Rb Noord-Holland, Enfa v Demka en Enka

 

ECLI:NL:RBNHO:2024:5195