Teksten op makelaarswebsite ontstijgen de ondergrens van banaliteit en trivialiteit
18-12-2024 Print this page
Eiseres exploiteert sinds 2018 een vastgoedonderneming en biedt diensten als huurder, makelaar en beheerder aan via haar website. Gedaagde had een soortgelijke onderneming, die tussen 1 juli en 5 augustus 2021 actief was en online dezelfde diensten aanbood. Na uitschrijving bleef de website van gedaagde online. Gedaagde is schriftelijk aangesproken vanwege kopieën van teksten, headlines, quotes en lay-out van haar website, waarbij de naam van eiseres in de gekopieerde inhoud is blijven staan. Eiseres stelt auteursrechtinbreuk en onrechtmatige daad en biedt een schikking aan waarin gedaagde uiterlijk 4 december 2023 de inbreuk staakt, €750 aan advocaatkosten betaalt en een onthoudingsverklaring tekent.
Dat de website van [eiseres] er één is zoals er wel honderden zijn in de vastgoedbranche, de teksten niet onderscheidend of vernieuwend en dat [eiseres] de teksten heeft laten schrijven, maakt nog niet dat aan deze teksten auteursrechtelijke bescherming toekomt. Echter de kantonrechter volgt [gedaagde] daarin niet. De teksten op de website zijn aan te merken als auteursrechtelijk beschermde werken zoals bedoeld in artikel 1 jo. 10 Auteurswet. De tekst en layout moet om in aanmerking te komen voor auteursrechtelijke bescherming als vorm het resultaat zijn van scheppende menselijke arbeid waarbij creatieve keuzes zijn gemaakt. Uit de inhoud van de teksten en de lay-out volgt dat er sprake is van creatieve keuzes die uitstijgen boven de ondergrens van banaliteit en trivialiteit.
De volgende vraag is of [gedaagde] een inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechtelijke bescherming van de teksten. Dat is het geval. [gedaagde] heeft erkend dat zijn websitebouwer teksten heeft overgenomen van de website van [eiseres] . De teksten zijn in een zodanige mate gelijk, met slechts enkele (kleine) aanpassingen, dat dat in combinatie met de erkenning van het overnemen van de teksten leidt tot de conclusie dat sprake is van een inbreuk, namelijk de openbaarmaking van een verveelvoudiging van het geheel of een gedeelte van het werk (artikel 12 lid 1 onderdeel 1 Auteurswet). Dat geen sprake zou zijn van opzet aan de kant van [gedaagde] of dat niet hij maar zijn websitebouwer de inbreuk heeft gemaakt, doet aan het voorgaande niet af.
Niet ter discussie staat dat [gedaagde] al gestopt was met inbreuk maken voordat de dagvaarding werd uitgebracht. De auteursrechtinbreuk is immers direct na de eerste brief van 30 november 2023 beëindigd. De kosten gemaakt tot het staken van de inbreuk zijn dus beperkt gebleven tot het opstellen van de eerste brief.Eiseres wenst vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten (als schade) van € 4.701,50.
Het gevoerde auteursrechtelijke debat is dus zeer beperkt gebleven en overigens van zeer eenvoudige aard. In zeer eenvoudige, niet bewerkelijke bodemzaken is het liquidatietarief aangewezen als redelijk tarief. [gedaagde] zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot zover begroot op (€ 164,00 + € 496,00 + € 112,99 + € 135,00 =) € 907,99.