Coty moet executiemaatregelen op grond van het verlof tot bewijsbeslag van 21 juni 2024 staken en gestaakt houden: Prestige niet haar medewerkingsplicht geschonden. Geen opheffing bewijsbeslag: spoedeisend belang ontbreekt. Inzage onder bewijsbeslag vallende bescheiden (843a Rv jo 1019a Rv) afgewezen: spoedeisendheid ontbreekt en vordering voor behandeling in kort geding ongeschikt.
Op 17 mei is het vonnis van 15 mei 2024 aan Prestige betekend. De rechtbank heeft Prestige op straffe van dwangsommen bevolen opgave te doen van informatie over de leveranciers en distributeurs van wie Prestige de demonstratiemodellen heeft verkregen, over de geleverde aantallen, nummers en prijzen van demonstratiemodellen en al hetgeen Prestige overigens bekend is omtrent de herkomst van de demonstratiemodellen.
Prestige heeft een opgave gedaan, maar volgens Coty schiet deze opgave tekort. Coty heeft vervolgens een verzoekschrift tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van Prestige ingediend. Het bewijsbeslag is toegestaan. De deurwaarder heeft het bewijsbeslag gelegd. In geschil tussen partijen is of Prestige voldoende heeft meegewerkt aan de beslaglegging. Per brief heeft Coty bij Prestige €65.000,00 aan dwangsommen opgeëist, omdat -volgens Coty- prestige geruime tijd niet aan het beslagverlof heef voldaan en de deurwaarder de toegang heeft ontzegd.
Prestige vordert nu Coty op straffe van een dwangsom te bevelen om haar executiemaatregelen op grond van het verlof tot het bewijsbeslag te staken en de vordert tevens de opheffing van het bewijsbeslag. Prestige heeft naar eigen zeggen haar medewerkingsplicht niet geschonden en de deurwaarder heeft bevestigd dat er geen documenten zijn vernietigd.
Of er dwangsommen zijn verbeurd moet worden vastgesteld aan de hand van het petitum. Op grond van het petitum onder D van het beslagrekest gold voor Prestige een algemene medewerkingsplicht en mag het bewijsbeslag aanvangen zonder aanwezigheid van de advocaat van de beslagene. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van Prestige dat voor de medewerkingsverplichting bij een bewijsbeslag een restrictieve interpretatieregel geldt, in die zin dat het moet gaan om handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij een inbreuk op die verplichting opleveren.
De voorzieningenrechter is het met Prestige eens dat zij haar medewerkingsplicht niet heeft geschonden. Het heeft inderdaad lang geduurd voordat alle personen die aanwezig moesten zijn, aanwezig waren, maar dat lijkt een ongelukkige samenloop van omstandigheden te zijn geweest. De deurwaarder was niet verplicht om te wachten met de beslaglegging tot alle betrokkenen aanwezig waren, maar heeft dat wel gedaan. Verder heeft de deurwaarder geen dwangsommen aangezegd. De deurwaarder heeft in een e-mail geschreven zeker te weten dat er wegens de door hem gesteld vertraging geen data zijn vernietigd of onvindbaar zijn gemaakt.
Coty vordert in reconventie inzage in de onder het bewijsbeslag vallende bescheiden. Deze vorering wordt afgewezen vanwege het gebrek aan spoedeisend belang én vanwege de ongeschiktheid van de vordering voor behandeling in kort geding. Dezelfde vordering is door Coty namelijk op 9 augustus 2024 in de bodemprocedure aanhangig gemaakt. Kennelijk ontbrak op 9 augustus 2024 de spoedeisendheid om de vordering in kort geding aanhangig te maken of een eerdere zittingsdatum te krijgen. Daarbij hoort deze vordering thuis bij de Haagse IE-bodemrechter. De behandeling van deze 843a Rv-vordering is immers feitelijk en juridisch complex. Het gaat om dermate specialistische materie dat alleen beoordeeld kan worden door de bodemrechter, die nader onderzoek kan doen. In geschil tussen partijen is alleen al of de beslagen bescheiden bijvoorbeeld bedrijfsvertrouwelijke informatie of andere informatie bevatten, die Prestige niet gehouden is om te verstrekken en of inzage kan worden gegeven.
De IEPT-versie volgt