Prejudiciële vragen over dagboek Anne Frank, geo-blocking en VPN-omzeiling

23-09-2024 Print this page
IEPT20240920, HR, Anne Frank Fonds v Anne Frank Stichting

(Met dank aan Thijs van Aerde, HOUTHOFF; Kamiel Koelman, Koelman Legal en Arnout Groen, AC&R)

Hoge Raad voornemens 3 prejudiciële vragen te stellen aan het HvJEU over mededeling aan het publiek en geoblocking: redelijkerwijs twijfel over de uitleg van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn (mededeling aan het publiek). 

Vragen:

1. Moet art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn zo worden uitgelegd dat een publicatie van een werk op internet slechts kan worden aangemerkt als een mededeling aan het publiek in een bepaald land als de publicatie tot het publiek in dat land is gericht? Zo ja, welke factoren moeten bij de beoordeling daarvan in aanmerking worden genomen? 2. Kan sprake zijn van een mededeling aan het publiek in een bepaald land als door middel van (state of the art) geo-blocking is bewerkstelligd dat de website waarop het werk is gepubliceerd door het publiek in dat land alleen kan worden bereikt door het omzeilen van de blokkeringsmaatregel met behulp van een VPN- of soortgelijke dienst? Is daarbij van belang in welke mate het in aanmerking komende publiek in het geblokkeerde land bereid en in staat is zich via zodanige dienst toegang tot de desbetreffende website te verschaffen? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil of naast de maatregel van geo-blocking nog andere maatregelen zijn getroffen om de toegang tot de website voor het publiek in het geblokkeerde land te belemmeren of te ontmoedigen? 3. Indien de mogelijkheid tot omzeiling van de blokkerende maatregel meebrengt dat het op internet gepubliceerde werk aan het publiek in het geblokkeerde land wordt medegedeeld in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn, wordt die mededeling dan gedaan door degene die het werk op internet heeft gepubliceerd, hoewel voor het kennisnemen van die mededeling de tussenkomst van de aanbieder van de betrokken VPN- of soortgelijke dienst vereist is? 

 

Partijen krijgen middels dit tussenarrest de gelegenheid zich uit te laten over het stellen van prejudiciële vragen.

 

AUTEURSRECHT

 

Dit kort geding betreft de publicatie van een nieuwe wetenschappelijke online editie van het dagboek van Anne Frank door de Vereniging op haar website. Het Fonds heeft in Nederland nog auteursrechten op delen van de versies A en B van het dagboek (hierna: het werk) tot 2037. In enkele andere landen, waaronder België (publieke domeinlanden, hierna PD-landen), is het auteursrecht op het werk echter al in 2016 vervallen.

 

De kern van dit geding is of de Stichting c.s. door deze publicatie inbreuk maakt op de auteursrechten van het Fonds in Nederland. Hierbij moet worden beoordeeld of geografische toegangsblokkering (hierna: geo-blocking), die ervoor zorgt dat de website vanuit Nederland niet toegankelijk is, voorkomt dat er een mededeling aan het Nederlandse publiek wordt gedaan, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van Richtlijn 2001/29/EG (Auteursrechtrichtlijn).

 

De voorzieningenrechter oordeelde dat daarvan geen sprake is (IEPT20220201). Het hof (IEPT20230307) oordeelde hetzelfde omdat de website, in belangrijke mate vanwege gebruik van state of the art geoblokkeringsmaatregelen waarmee toegang tot de website in Nederland is geblokkeerd, niet is gericht op Nederland. 


De vraag is hierbij of het gebruik van een VPN of soortgelijke diensten om vanuit Nederland toegang te krijgen tot de website van de Vereniging, ondanks de geo-blocking, betekent dat er toch een mededeling aan het Nederlandse publiek wordt gedaan. Dit brengt ook de kwestie met zich mee of het relevant is of de mededeling specifiek op dat publiek is gericht, en wat de rol is van de intentie van de publiceerder en de genomen beperkingsmaatregelen.

 

Omdat de beantwoording van deze vragen samenhangt met de interpretatie van artikel 3 lid 1 van de Auteursrechtrichtlijn en er redelijke twijfel kan bestaan over deze uitleg, is de Hoge Raad van plan hierover prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU).


Dit tussenarrest geeft de partijen de kans om zich uit te spreken over het voornemen om prejudiciële vragen te stellen.


Gestelde vragen:


1. Moet art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn zo worden uitgelegd dat een publicatie van een werk op internet slechts kan worden aangemerkt als een mededeling aan het publiek in een bepaald land als de publicatie tot het publiek in dat land is gericht? Zo ja, welke factoren moeten bij de beoordeling daarvan in aanmerking worden genomen?

 

2. Kan sprake zijn van een mededeling aan het publiek in een bepaald land als door middel van (state of the art) geo-blocking is bewerkstelligd dat de website waarop het werk is gepubliceerd door het publiek in dat land alleen kan worden bereikt door het omzeilen van de blokkeringsmaatregel met behulp van een VPN- of soortgelijke dienst? Is daarbij van belang in welke mate het in aanmerking komende publiek in het geblokkeerde land bereid en in staat is zich via zodanige dienst toegang tot de desbetreffende website te verschaffen? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil of naast de maatregel van geo-blocking nog andere maatregelen zijn getroffen om de toegang tot de website voor het publiek in het geblokkeerde land te belemmeren of te ontmoedigen?

 

3. Indien de mogelijkheid tot omzeiling van de blokkerende maatregel meebrengt dat het op internet gepubliceerde werk aan het publiek in het geblokkeerde land wordt medegedeeld in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn, wordt die mededeling dan gedaan door degene die het werk op internet heeft gepubliceerd, hoewel voor het kennisnemen van die mededeling de tussenkomst van de aanbieder van de betrokken VPN- of soortgelijke dienst vereist is?

 

IEPT20240920, HR, Anne Frank Fonds v Anne Frank Stichting

ECLI:NL:HR:2024:1263