HvJ EU over aanduiding plantaardige eiwitten en gebruik benamingen van levensmiddelen van dierlijke oorsprong

07-10-2024 Print this page
IEPT20241004, HvJEU, Protéines France

Etiketteringsregelingen zijn geharmoniseerd voor aanduiding plantaardige eiwitten om benamingen van levensmiddelen van dierlijke oorsprong te gebruiken. De verwijzende rechter wijst erop dat uit het bestreden besluit volgt dat de regelgevende macht met de nagestreefde doelstelling om de consument tegen misleidende benamingen te beschermen, heeft willen verbieden dat benamingen die producten van dierlijke oorsprong aanduiden, worden gebruikt voor het beschrijven, het in de handel brengen of het bevorderen van de verkoop van levensmiddelen die plantaardige eiwitten bevatten.

 


Zaak C-438/23 Protéines France

 

Uit de samenvatting minbuza.nl :

Verschillende vennootschappen die actief zijn op de markt van voedingsmiddelen op basis van plantaardige eiwitten hebben geïntervenieerd aan de zijde van de vereniging Protéines France, waaronder de vennootschap Beyond Meat. Verzoeksters verzoeken besluit nr. 2022-947 van 29 juni 2022 betreffende het gebruik van bepaalde benamingen ter aanduiding van levensmiddelen die plantaardige eiwitten bevatten, nietig te verklaren wegens bevoegdheidsoverschrijding. Dit besluit past artikel L. 412-10 van het wetboek consumentenrecht toe, dat is ingevoegd bij artikel 5 van de wet betreffende de transparantie van de informatie over landbouwproducten en levensmiddelen.


Verzoeksters (en interveniëntes) stellen dat het bestreden besluit onwettig is en dat de bepalingen inzake het vrije verkeer van goederen en verordening nr. 1169/2011 zijn geschonden. Zij stellen vast dat het nationale recht of het Unierecht niet in een wettelijke benaming van levensmiddelen op basis van plantaardige eiwitten voorziet en voeren ter ondersteuning van dit middel aan dat de producenten en distributeurs van dergelijke levensmiddelen aldus worden belet om bij verordening nr. 1169/2011 toegestane benamingen te gebruiken voor de presentatie en de verhandeling van hun producten.

 

De verwijzende rechter wijst erop dat uit het bestreden besluit volgt dat de regelgevende macht met de nagestreefde doelstelling om de consument tegen misleidende benamingen te beschermen, heeft willen verbieden dat benamingen die producten van dierlijke oorsprong aanduiden, worden gebruikt voor het beschrijven, het in de handel brengen of het bevorderen van de verkoop van levensmiddelen die plantaardige eiwitten bevatten. Dit verbod geldt niet alleen ingeval in de onmiddellijke nabijheid van deze benamingen geen aanvullende aanduidingen worden aangebracht om de consument te informeren over de gedeeltelijke of volledige vervanging [van dierlijke] door plantaardige eiwitten in de samenstelling van die levensmiddelen, maar ook ingeval dergelijke aanduidingen aan die benamingen zijn gehecht. In het eerste geval stelt het bestreden besluit een maximum aan het gehalte plantaardige eiwitten waarbij de benaming nog steeds is toegestaan.


Volgens de verwijzende rechter werpen de door verzoeksters aangevoerde middelen verschillende vragen op over de uitlegging van verordening nr. 1169/2011. Meer in het bijzonder wordt met deze middelen de vraag opgeworpen of de in het bestreden besluit behandelde aangelegenheden – te weten het verbod om benamingen van levensmiddelen van dierlijke oorsprong te gebruiken voor de aanduiding van levensmiddelen op basis van plantaardige eiwitten – uitdrukkelijk zijn geharmoniseerd in de zin van artikel 38, lid 1, van deze verordening door de artikelen 7 en 17 ervan, gelezen in samenhang met punt 4 van deel A van bijlage VI daarbij. Bij een uitdrukkelijke harmonisatie van de in het bestreden besluit behandelde aangelegenheden rijst de vraag wat de gevolgen van die harmonisatie zijn. Zonder uitdrukkelijke harmonisatie rijst echter de vraag of het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 9 en 17 van verordening nr. 1169/2011.


Gestelde vragen:

1)      Moet artikel 7 van [verordening nr. 1169/2011], volgens hetwelk aan consumenten informatie moet worden verstrekt die hen niet misleidt over de identiteit, de aard en de hoedanigheden van levensmiddelen, aldus worden uitgelegd dat het een uitdrukkelijke harmonisatie in de zin en voor de toepassing van artikel 38, lid 1, van deze verordening tot stand brengt van het gebruik van benamingen van producten van dierlijke oorsprong uit het slagerij-, vleeswaren‑ of visserijbedrijf voor het beschrijven, het in de handel brengen of het bevorderen van de verkoop van levensmiddelen die plantaardige eiwitten bevatten (waardoor de consument kan worden misleid), met als gevolg dat een lidstaat niet kan ingrijpen door nationale maatregelen vast te stellen die het gebruik van die benamingen aan voorwaarden onderwerpen of verbieden?

2)      Moet artikel 17 van [verordening nr. 1169/2011], volgens hetwelk de benaming waarmee het levensmiddel wordt geïdentificeerd bij ontstentenis van een wettelijke benaming zijn gebruikelijke of beschrijvende benaming is, juncto punt 4 van deel A van bijlage VI bij die verordening, aldus worden uitgelegd dat het een uitdrukkelijke harmonisatie in de zin en voor de toepassing van artikel 38, lid 1, van deze verordening tot stand brengt van de inhoud en het gebruik van andere dan wettelijke benamingen die levensmiddelen van dierlijke oorsprong aanduiden, voor het beschrijven, het in de handel brengen of het bevorderen van de verkoop van levensmiddelen met plantaardige eiwitten, ook wanneer alle ingrediënten van dierlijke oorsprong waaruit een levensmiddel bestaat volledig zijn vervangen door ingrediënten van plantaardige oorsprong, met als gevolg dat een lidstaat niet kan ingrijpen door nationale maatregelen vast te stellen die het gebruik van die benamingen aan voorwaarden onderwerpen of verbieden?

3)      Indien de eerste of de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, staat dan de uitdrukkelijke harmonisatie, in de zin en voor de toepassing van artikel 38, lid 1, van [verordening nr. 1169/2011], die tot stand is gebracht door de artikelen 7 en 17 van [die verordening] juncto punt 4 van deel A van bijlage VI bij die verordening, eraan in de weg dat:

a)      een lidstaat een nationale maatregel vaststelt waarbij administratieve sancties worden opgelegd wegens niet-naleving van de voorschriften en verboden die voortvloeien uit de bepalingen van deze verordening?

b)      een lidstaat een nationale maatregel vaststelt die het gehalte aan plantaardige eiwitten bepaalt waaronder het toegestaan blijft om andere dan wettelijke benamingen waarmee levensmiddelen van dierlijke oorsprong worden aangeduid te gebruiken voor het beschrijven, het in de handel brengen of het bevorderen van de verkoop van levensmiddelen die plantaardige eiwitten bevatten?

4)      Indien de eerste en de tweede vraag ontkennend worden beantwoord, staan de artikelen 9 en 17 van [verordening nr. 1169/2011] het een lidstaat dan toe om:

a)      een nationale maatregel vast te stellen die het gehalte aan plantaardige eiwitten bepaalt waaronder het is toegestaan om andere dan wettelijke benamingen waarmee levensmiddelen van dierlijke oorsprong worden aangeduid te gebruiken voor het beschrijven, het in de handel brengen of het bevorderen van de verkoop van levensmiddelen die plantaardige eiwitten bevatten?

b)      een nationale maatregel vast te stellen die het gebruik van bepaalde gebruikelijke of beschrijvende benamingen verbiedt, ook wanneer deze vergezeld gaan van aanvullende vermeldingen die een eerlijke voorlichting van de consument waarborgen?

c)      de in deze vraag onder a) en b) bedoelde maatregelen alleen vast te stellen ten aanzien van de op zijn grondgebied vervaardigde producten, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel?

 


Antwoord HvJEU (let op: vertaald vanuit het Frans; controleer de meest up to date versie voor de oorspronkelijke versie):

 

1) Artikelen 7 en 17 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 (...), alsmede bijlage VI, deel A, punt 4, van Verordening nr. 1169/2011, gelezen in het licht van artikel 2, lid 2, onder o) en p), en artikel 9, lid 1, onder a), daarvan, moeten worden uitgelegd in die zin dat:

zij de bescherming van consumenten tegen het risico van misleiding door het gebruik van benamingen, anders dan wettelijke benamingen, die afkomstig zijn uit de slagerij-, vleeswaren- en visserijsector, voor het beschrijven, op de markt brengen of promoten van levensmiddelen die plantaardige eiwitten in plaats van dierlijke eiwitten bevatten, inclusief in hun geheel, uitdrukkelijk harmoniseren in de zin van artikel 38, lid 1, van deze verordening. Daardoor verzetten zij zich ertegen dat een lidstaat nationale maatregelen vaststelt die het gebruik van dergelijke benamingen reglementeren of verbieden.

 

2) Artikel 38, lid 1, van Verordening nr. 1169/2011 moet worden uitgelegd in die zin dat:
de uitdrukkelijke harmonisatie zoals vermeld in punt 1 van het dictum er niet aan in de weg staat dat een lidstaat administratieve sancties oplegt bij niet-naleving van de vereisten en verboden die voortvloeien uit de bepalingen van deze verordening en uit nationale maatregelen die hiermee in overeenstemming zijn. Deze uitdrukkelijke harmonisatie verzet zich echter ertegen dat een lidstaat een nationale maatregel vaststelt die drempelwaarden voor plantaardige eiwitten bepaalt waarbeneden het gebruik van benamingen, anders dan wettelijke benamingen, bestaande uit termen afkomstig uit de slagerij- en vleeswarensector voor het beschrijven, op de markt brengen of promoten van levensmiddelen die plantaardige eiwitten bevatten, zou blijven toegestaan.

 


ECLI:EU:C:2024:826 en zaak C-438/23