Gewraakte bewering in De Orkaan niet onrechtmatig

13-11-2024 Print this page
IEPT20241022, Hof Amsterdam, Stichting De Orkaan

Appellant betoogt dat de bewering dat hij voor de overdracht van de Zaanse UITmarkt een vergoeding voor zichzelf heeft bedongen, bewering 2, tot welke bewering hij zijn hoger beroep beperkt, onvoldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal.Het hof, alles afwegende, komt, evenals de rechtbank, tot het oordeel komt dat de in dit hoger beroep gewraakte bewering niet onrechtmatig is. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.

 

PUBLICATIE
 

Appellant betoogt dat de bewering dat hij voor de overdracht van de Zaanse UITmarkt een vergoeding voor zichzelf heeft bedongen, bewering 2, tot welke bewering hij zijn hoger beroep beperkt, onvoldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal.


Het hof is van oordeel dat het feitenmateriaal de bewering dat appellant een vergoeding voor zichzelf heeft gevraagd voor de overdracht van de organisatie van de Zaanse UITmarkt voldoende ondersteunt. Twee personen hebben aan geïntimeerde meegedeeld dat appellant een vergoeding wilde hebben voor zijn idee van de UITmarkt dan wel het werk dat hij aan de UITmarkt heeft besteed.


Een en ander leidt ertoe dat het hof, alles afwegende, evenals de rechtbank tot het oordeel komt dat de in dit hoger beroep gewraakte bewering niet onrechtmatig is.

Appellant heeft nog opgemerkt dat voor een onderzoeksjournalist en een onafhankelijk nieuwsmedium als De Orkaan verzwaarde zorgvuldigheidseisen gelden met betrekking tot de feitenweergave. Uit het voorgaande is echter niet af te leiden dat Stichting De Orkaan c.s. nalatig is geweest in het doen van onderzoek of dat de gebleken feiten onjuist zijn weergegeven. Bij het hiervoor weergegeven oordeel over de rechtmatigheid speelt mee dat De Orkaan als regionaal nieuwsmedium belang had bij de publicaties. Deze gingen immers over een cultureel evenement dat van regionaal belang is en waarvoor subsidiegelden werden verstrekt.

Appellant stelt dat hij niet degene was die het contact verbrak; in plaats daarvan was het geïntimeerde die abrupt de telefoon ophing. Appellant probeerde juist uit te leggen waarom hij geen mondeling interview wilde geven, namelijk uit angst voor onzorgvuldige journalistiek. Daarmee erkent appellant dat hij aan geïntimeerde heeft laten weten dat hij niet wilde meewerken. Van geïntimeerde kan daarom niet worden verwacht dat hij opnieuw probeerde contact op te nemen of schriftelijk om een reactie vroeg, zoals appellant voorstelt. Daarnaast heeft appellant in een eigen column in Stichting UITdeZaanstreek op de publicaties gereageerd en heeft hij de mogelijkheid gekregen voor een interview in De Orkaan. Dit alles biedt appellant voldoende gelegenheid tot wederhoor.

 

Het hof oordeelt dat de in dit hoger beroep gewraakte bewering niet onrechtmatig is en bekrachtigt het vonnis waarvan beroep (IEPT20231025).


ECLI:NL:GHAMS:2024:2935