
De voormalig werkgever heeft twee werknemers aangesproken op naleving van concurrentie- en relatiebeding en vordert betaling van verbeurde boetes wegens overtreding. De werknemers betwisten dit. Zij stellen dat de bedingen niet langer geldig zijn en dat zij deze bovendien niet hebben overtreden, waardoor zij geen boetes verschuldigd zijn. Indien de bedingen toch geldig zijn en sprake is van overtreding, vragen zij om schorsing ervan. De ex-werkgever dient tegenvorderingen in, waaronder een voorschot op de boetes. De kantonrechter oordeelt dat de bedingen rechtsgeldig zijn, maar beperkt de geografische reikwijdte gedeeltelijk van 80km naar 30km. De overige vorderingen worden afgewezen. Voor verdere beoordeling is nader feitenonderzoek nodig, wat niet binnen kort geding past.
CONCURRENTIEBEDING
De kantonrechter kan in kort geding niet vaststellen of [B.V.] en [gedaagde 1] concurrenten zijn; dit moet in een bodemprocedure worden beslist. Daarom wordt uitgegaan van de hypothetische situatie dat ze wel concurrenten zijn.
Het concurrentie- en relatiebeding kan in kort geding worden geschorst als aannemelijk is dat de bodemrechter dit zal vernietigen wegens onbillijke benadeling van de werknemer. De kantonrechter oordeelt echter dat [gedaagde 1] een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft bij handhaving van deze bedingen.
Voor [werknemer 1] wordt het concurrentiebeding deels geschorst: de geografische reikwijdte wordt beperkt van 80 kilometer naar 30 kilometer. Voor [werknemer 2] blijft het concurrentiebeding volledig in stand. De relatiebedingen van beide werknemers blijven ongewijzigd. De kantonrechter wijst de vorderingen grotendeels af, behalve de beperkte schorsing van het concurrentiebeding van [werknemer 1].