
AHF heeft het concept Maaltijd Thuis geïntroduceerd, een bezorgservice voor kant-en-klaarmaaltijden. In dit geschil tussen enkele franchisenemers van Albert Heijn en de Vereniging van Albert Heijn Franchisenemers als hun belangenbehartiger enerzijds, en Albert Heijn Franchising BV (AHF) als franchisegever anderzijds, spelen twee belangrijke vragen. De eerste betreft de regeling voor een afgeleide formule uit de Wet franchise (art. 7:911 lid 2 sub b BW juncto art. 7:921 BW). De tweede vraag is of de Vereniging zich als goed franchisenemer in de zin van artikel 7:912 BW heeft gedragen.
De rechtbank oordeelt in conventie dat Maaltijd Thuis een afgeleide formule is als bedoeld in artikel 7:911 lid 2 BW. Albert Heijn Franchising BV had op grond van artikel 7:921 lid 1 BW voorafgaand aan het exploiteren van Maaltijd Thuis instemming moeten vragen aan de franchisenemers. Partijen hebben namelijk geen overeenstemming bereikt over een drempelwaarde voor omzetderving die geldt voor het instemmingsrecht. Hierdoor is instemming vereist zodra redelijkerwijs te voorzien is dat er enige omzetderving voor de franchisenemers zal zijn, ongeacht de omvang daarvan.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het instemmingsrecht van artikel 7:921 BW in deze zaak niet strijdig is met Europees mededingingsrecht en ook niet buiten toepassing kan worden gelaten wegens strijd met de Dienstenrichtlijn.
In reconventie verklaart de rechtbank voor recht dat de Vereniging zich niet als goed franchisenemer heeft gedragen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de Vereniging, nadat AHF opnieuw een voorstel had gedaan om een drempelwaarde af te spreken, alleen bereid was hierover afspraken te maken als er tevens afspraken zouden worden gemaakt over AH Online. De rechtbank wijst echter de vordering van AHF om de Vereniging te veroordelen tot het overeenkomen van een redelijke drempelwaarde af. De Vereniging heeft nu eerst een inspanningsverplichting om hierover met AHF in overleg te treden.