Schending overeenkomst tapijtfabricage, merkgebruik Niaga en technische ondersteuning
22-04-2025 Print this page
BWC en Covestro sloten een overeenkomst voor tapijtfabricage met Covestro’s technologie. Covestro leverde lijm, merkgebruik en technische ondersteuning. BWC stelt dat Covestro is tekortgeschoten, o.a. door geen lijm te leveren en onvoldoende technische ondersteuning te bieden. Covestro ontbond de overeenkomst, omdat BWC geen machine bij LACOM kocht. Door LACOM’s faillissement kocht BWC echter een gelijkwaardige machine elders. De rechtbank oordeelt dat Covestro de overeenkomst onterecht heeft ontbonden. Covestro schond haar verplichting tot technische ondersteuning, met name het stopzetten van testfaciliteiten. Covestro moet schade vergoeden, op te maken bij staat; een voorschot wordt afgewezen.
ONTWIKKELINGS- EN SAMENWERKINGSOVEREENKOMSTEN
Partijen hebben een overeenkomst op grond waarvan BWC tapijt kan fabriceren met gebruikmaking van door Covestro ontwikkelde technologie. Covestro levert lijm, laat BWC gebruikmaken van merk Niaga, hebben een ‘Niaga support package’ en over het kopen van een machine voor de tapijtfabricage door BWC bij een door Covestro aangewezen bedrijf.
BWC stelt dat Covestro tekortgeschoten is in het nakomen van haar verplichting door o.a. geen lijm te leveren en vordert vervangende schadevergoeding. BWC heeft verklaard niet akkoord te gaan met levering alsnog van lijm door Covestro. Zij vindt de besteltermijn van 6 maanden niet werkbaar. Echter de verbeterede lijmformule kan binnen 4 weken geleverd worden.
Covestro stelt de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden te hebben.
De rechtbank beoordeelt dat Covestro de samenwerkingsovereenkomst onterecht heeft ontbonden. Weliswaar had BWC niet exact de afgesproken lamineermachine bij LACOM gekocht, maar dit werd door LACOM’s faillissement onmogelijk. BWC kocht vervolgens een gelijkwaardige machine bij een andere partij die onderdelen en ontwerp van LACOM had overgenomen. De rechtbank vindt dat BWC hiermee voldoende aan haar verplichtingen heeft voldaan. Covestro’s bezwaar dat technologische kennis mogelijk verloren is gegaan, is onvoldoende onderbouwd. Omdat Covestro’s belangen niet wezenlijk zijn geschaad, is de ontbinding onterecht en blijft de overeenkomst van kracht.
De rechtbank oordeelt dat Covestro haar contractuele verplichtingen deels is nagekomen, zoals toegang tot de Niaga-technologie, materiaalanalyse en subsidieaanvragen. Echter, Covestro is tekortgeschoten in het bieden van technische ondersteuning, met name door het stopzetten van toegang tot testfaciliteiten zoals de pilot-line in Zwolle. Dit terwijl de productielijn van BWC nog niet volledig operationeel is. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat BWC hierdoor schade heeft geleden, maar de exacte omvang van de schade kan nog niet worden vastgesteld. Daarom wordt Covestro veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Een voorschot op de schadevergoeding wordt afgewezen.