
Ten aanzien van de vorderingen die zien op opheffing beslag en verbod beslaglegging, heeft de rechtbank Rotterdam internationale bevoegdheid: vorderingen op grond van artikel 705 Rv en dat artikel laat ruimte voor het tegelijk aanhangig zijn van twee bodemprocedures ook als de hoofdzaak niet in Nederland is ingesteld; naar Nederlands recht uitdrukkelijk niet voor een forum-non-conveniens-systeem gekozen. Ten aanzien van de vorderingen die samenhangen met de vraag of het beslag rechtmatig is of niet, is de rechtbank Rotterdam internationaal bevoegd: Artikel 7 sub 2 Brussel I Bis Brussel, schade brengend feit. Ten aanzien van de vorderingen die zien op escrow heeft de rechtbank Rotterdam geen internationale bevoegdheid: samenhang met gevorderde opheffing van het verslag ontbreekt. Geen misbruik van recht door na in kort geding in twee instanties tevergeefs opheffing van het beslag te vorderen, dezelfde vordering nogmaals aan de bodemrechter voor te leggen, terwijl er in Duitsland ook al een hoofdzaak aanhangig is: Het staat Ontario vrij de in artikel 705 Rv aangewezen bevoegde bodemrechter aan te zoeken, ook na het voeren van kortgedingprocedures. Geen opheffing beslag gedurende de hoofdzaak ex artikel 223 Rv: dat de auto’s in waarde dalen en de kosten doorlopen maken niet dat Ontario voldoende belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Zaak wordt aangehouden tot beslissing in Duitse procedure: beslag is niet ongegrond, niet onnodig en een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
vervolg op: IEPT20240924, Hof Den Haag, Techlantic-Ontario v Volkswagen
Ontario is een investeringsmaatschappij. De aan Ontario gelieerde vennootschap Techlantic Ltd. (hierna: Techlantic), die inmiddels is gefailleerd, hield zich bezig met internationale autohandel. Volkswagen heeft ten laste van Ontario conservatoir afgiftebeslag laten leggen op 48 elektrische auto's (merk en type Volkswagen ID.6). Deze auto 's waren bestemd voor de Chinese markt en bevinden zich in een douane-entrepot in Schiedam. In Duitsland heeft Volkswagen een bodemprocedure aanhangig gemaakt die draait om de vraag of er sprake is van merkinbreuk door het invoeren van ID.6.-en die bestemd zijn voor de Chinese markt. In onderhavige procedure vordert Ontario de opheffing van het beslag in afwachting van de uitkomst in het Duitse proces.
Ontario vordert opheffing van het beslag, zowel bij wijze van voorlopige voorziening in het incident ex artikel 223 Rv als in de hoofdzaak. Volkswagen heeft een bevoegdheidsincident opgeworpen. Het bevoegdheidsincident slaagt voor wat betreft de vorderingen die zien op escrow. Ontario vordert dat Volkswagen de auto’s overneemt tegen betaling van het door Ontario betaalde aankoopbedrag. Deze vorderingen hangen niet samen met de gevorderde opheffing van het beslag. De bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam kan daarom niet worden gebaseerd op artikel 705 Rv. De rechtbank kan ten aanzien van deze vorderingen ook geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 7 lid 2 Brussel I bis, omdat deze vorderingen geen verbintenis uit onrechtmatige daad betreffen.
Ten aanzien van de vorderingen die zien op het beslag (op de rechtmatigheid daarvan, de opheffing en het verbod op beslaglegging) heeft de rechtbank Rotterdam wel internationale bevoegdheid. Vorderingen op grond van artikel 705 Rv kunnen worden ingesteld bij de voorzieningenrechter én bij de gewone rechter. Dat de zinsnede 'onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechter' alleen betrekking zou kunnen hebben op de gewone rechter die de hoofdzaak volgend op de beslaglegging behandelt (in dit geval dus het Landgericht Braunschweig), kan niet worden aangenomen. Echter houdt de rechtbank de zaak aan tot de uitkomst in de Duitse procedure bekend is.
Ontario vordert opheffing van het beslag, zowel bij wijze van voorlopige voorziening in het incident ex artikel 223 Rv als in de hoofdzaak. Volkswagen heeft een bevoegdheidsincident opgeworpen. Het bevoegdheidsincident slaagt voor wat betreft de vorderingen die zien op escrow. Ontario vordert dat Volkswagen de auto’s overneemt tegen betaling van het door Ontario betaalde aankoopbedrag. Deze vorderingen hangen niet samen met de gevorderde opheffing van het beslag. De bevoegdheid van de rechtbank Rotterdam kan daarom niet worden gebaseerd op artikel 705 Rv. De rechtbank kan ten aanzien van deze vorderingen ook geen bevoegdheid ontlenen aan artikel 7 lid 2 Brussel I bis, omdat deze vorderingen geen verbintenis uit onrechtmatige daad betreffen.
In de Duitse procedure wordt beoordeeld of de vordering waarvoor beslag is belegd namelijk de vordering tot afgifte ter vernietiging, toewijsbaar is. Of de kans dat die vordering wordt toegewezen verwaarloosbaar klein is, kan nu niet worden vastgesteld.
Ontario heeft nog aangevoerd dat het beslag onnodig is en het daarom onnodig is om onderhavige procedure aan te houden. Het doel van een conservatoir afgiftebeslag is echter om een toekomstig recht op afgifte van een roerende zaak te beschermen door het voorwerp van dit recht in beslag te nemen. Van onnodigheid kan sprake zijn als er ook een andere manier is om de beslagen zaken aan het verkeer in de EER te onttrekken waarmee Volkswagen als beslaglegger zonder goede reden niet instemt. Een verklaring van Ontario dat zij echt de auto’s niet in de EER zal verhandelen is onvoldoende. Ontario heeft in het verleden de auto’s door een andere entiteit in de EER laten aanbieden. Tegen die achtergrond hoeft Volkswagen in redelijkheid niet mee te werken.
De zaak gaat naar de parkeerrol in afwachting van de beslissingen in de procedure in Duitsland: Fortsetzung folgt!
Kopie originele vonnis
IEPT-versie volgt later
ECLI:NL:RBROT:2025:4240