Beslag wodkavoorraad blijft, schending informatieplicht en wel proceskostenveroordeling merkhouder
27-05-2025 Print this page
Polmos liet beslag leggen op Sasha’s handelsvoorraad wegens vermeende merkinbreuk met namaakwodka. Sasha vorderde opheffing of matiging van het beslag en stelde dat Polmos artikel 21 Rv had geschonden. Het hof bevestigt dat die schending heeft plaatsgevonden, maar ziet daarin geen grond voor opheffing. Het beslag blijft staan, herbegroot op € 500.000. Sasha slaagt deels, want Polmos wordt veroordeeld tot betaling van € 15.800,37 aan proceskosten, omdat haar vorderingen grotendeels zijn toegewezen.
BESLAG - PROCESKOSTEN
Polmos heeft conservatoir derdenbeslag laten leggen op de handelsvoorraad van Sasha in verband met vermeende merkinbreuk door de verkoop van namaak Belvedere wodka. Sasha vordert (gedeeltelijke) opheffing of matiging van het beslag, alsook dat Polmos zekerheid stelt voor eventuele schade door het beslag, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie. Sasha stelt dat Polmos het verstekvonnis van 22 november 2023 niet heeft genoemd in het beslagrekest, en daarmee artikel 21 Rv heeft geschonden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Polmos onvolledig had geïnformeerd over de schadeomvang en matigde de vordering waarvoor beslagverlof was verleend tot € 500.000 (inclusief rente en kosten). Daarbij werd overwogen dat partijen onderhandelden over een opheffing van het beslag, maar niet over het stellen van zekerheid door Sasha, zoals Polmos later erkende. Polmos moest daarnaast binnen twee weken zekerheid stellen van € 100.000, op straffe van verval van het beslag. Proceskosten werden in eerste aanleg gecompenseerd.
In hoger beroep stelt het hof voorop dat degene die opheffing van het beslag vordert, aannemelijk moet maken dat het gepretendeerde recht ondeugdelijk is of dat het beslag niet gerechtvaardigd is, met afweging van belangen. Sasha’s stelling dat de voorzieningenrechter ten onrechte uitging van een onderhandeling over zekerheid van € 500.000 slaagt, maar leidt niet tot vernietiging van het vonnis, nu de herbegroting los daarvan gerechtvaardigd blijft.
De schending van artikel 21 Rv is volgens het hof vastgesteld, maar leidt niet automatisch tot opheffing van het beslag. Indien het verstekvonnis wel was vermeld, zou naar verwachting nog steeds beslag zijn verleend, maar voor een lager bedrag.
Het hof acht een beslagbedrag van € 500.000 nog steeds redelijk. Ook bij een schadebedrag van € 6,50 per fles (zoals Polmos stelt) en toepassing van de gebruikelijke opslagpercentages komt de begroting op of boven dit bedrag uit. Sasha heeft onvoldoende aangetoond dat het voortduren van dit gematigde beslag niet gerechtvaardigd is. Voor flessen onder T2-status is niet betwist dat sprake is van merkinbreuk en dat deze vanuit Nederland op de markt zijn gebracht.
De belangenafweging leidt evenmin tot opheffing. Sasha voert aan dat zij 1,5 maand geen beschikking had over haar voorraad en dat beslag op meer dan de helft van haar voorraad tot liquiditeitsproblemen leidt. Polmos betwist echter dat haar bedrijfscontinuïteit in gevaar is en Sasha heeft dit onvoldoende onderbouwd. Gelet op het conservatoire karakter van het beslag en het feit dat Polmos tegenzekerheid heeft gesteld, ziet het hof geen aanleiding om de belangenafweging in Sasha’s voordeel te laten uitvallen. Niet is betwist dat het om inbreukmakende producten gaat.
Grieven 1 en 2 falen.
Proceskosten
Grief 3, gericht tegen de proceskostencompensatie, slaagt wel. Hoewel het beslag niet is opgeheven, is het beslagbedrag aanzienlijk verlaagd. Omdat de onderhandelingen daarover bij de mondelinge behandeling nog niet waren afgerond en Polmos het bedrag toen nog niet vrijwillig had aangepast, is Sasha grotendeels in het gelijk gesteld. Polmos wordt daarom veroordeeld in de proceskosten. Het hof begroot de redelijke advocaatkosten op € 15.000 (volgens het indicatietarief voor IE-zaken), plus € 112,37 dagvaarding en € 688 griffierecht, in totaal € 15.800,37.