Eiser, eigenaar van een bouwbedrijf, werd in een tv-uitzending geconfronteerd met klachten van gedupeerden. Hij stelt dat zijn eer is aangetast door onterechte beschuldigingen. De rechtbank oordeelt echter dat de uitlatingen voldoende zijn onderbouwd, grotendeels gebaseerd zijn op verklaringen van derden en geen onrechtmatigheid vormen. Het recht op vrije meningsuiting weegt zwaarder. De vorderingen worden afgewezen; eiser moet €4.295 aan proceskosten betalen.
PUBLICATIE
Eiser had een bouwbedrijf. Twee families hebben voor de bouw van een prefab woning een bedrag vooruitbetaald, de oplevering werd steeds uitgesteld. Gedaagde heeft in haar tv-programma (uitzending 4 feb 2024) eiser geconfronteerd met de verwijten. [eiser] vindt dat hij in zijn eer en goede naam is aangetast omdat hij meent in de uitzending te zijn beschuldigd van malversaties terwijl voor het uiten van die beschuldigingen niet voldoende grond was.
De rechtbank oordeelt dat de uitlatingen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun televisie-uitzending grotendeels voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, waaronder verklaringen van gedupeerden, aangiftes en correspondentie. Hoewel [eiser] stelt dat zijn eer en goede naam zijn aangetast, blijkt volgens de rechtbank niet dat er sprake is van onrechtmatige berichtgeving. De journalisten hebben voorafgaand onderzoek gedaan, [eiser] meerdere malen om wederhoor gevraagd, en maatregelen getroffen om zijn identiteit te beschermen. De suggesties in de uitzending over fraude en oplichting zijn grotendeels gebaseerd op citaten van derden, en niet als beschuldiging gepresenteerd door de journalisten zelf. De rechtbank weegt het recht op vrije meningsuiting in dit geval zwaarder dan het recht op bescherming van reputatie en wijst de vorderingen van [eiser] af.
De rechtbank wijst de vorderingen af en veroordeelt eiser in de proceskosten van €4.295,00.
