Proceskostenveroordeling bij vroegtijdig ingetrokken (tweede) kort geding

24-06-2025 Print this page
IEPT20250610, Rb Den Haag, Stokke v Cybex

Verzoek van gedaagden om eiseressen te veroordelen in de proceskosten toegewezen. Kort geding ingetrokken vóór mondelinge behandeling. Geen misbruik van procesrecht door zaak in te trekken en een nieuwe zaak tegen dezelfde gedaagden aan te spannen. Geen aanleiding om af te wijken van Indicatietarieven IE-zaken. Gezien stadium van de voorbereiding is het slechts passend dat een van dat tarief wordt vergoed. Kosten voor het inschakelen van aparte advocatenteams door twee gedaagden uit hetzelfde concern niet redelijk en evenredig.
 

PROCESKOSTEN

 

Stokke is de producent van de Tripp Trapp-stoel. Cybex heeft een kinderstoel ontwikkeld met de naam Iris Chair en wil deze via o.a. Baby Jungle op de Europese markt brengen.


In deze zaak stond centraal of, en zo ja tot welk bedrag, Stokke c.s. in de proceskosten moesten worden veroordeeld nadat zij hun kort geding tegen Cybex c.s. hadden ingetrokken vóór de mondelinge behandeling. Volgens artikel 8 van het toepasselijke procesreglement kan een eiser een kort geding intrekken tot het moment dat de zaak is uitgeroepen. Omdat Cybex c.s. tijdig een proceskostenveroordeling hadden gevorderd, bleef de zaak aanhangig voor dit beperkte doel, conform ook het arrest van de Hoge Raad (IEPT20160603).


Het feit dat eerder al een tweede, vergelijkbaar kort geding tussen partijen was ingetrokken en daarin al een proceskostenveroordeling was uitgesproken, deed daaraan niet af. De opgevoerde kosten in het onderhavige kort geding betroffen namelijk andere werkzaamheden. Evenmin kon de verplaatsing van het materiële geschil naar een andere rechtbank de proceskostenveroordeling verhinderen, aangezien deze procedure eindigde door intrekking en niet door verwijzing.


Stokke c.s. hadden het kort geding ingetrokken zonder dat Cybex c.s. vrijwillig aan hun vorderingen hadden voldaan. Daarom werden zij terecht als de in het ongelijk gestelde partij aangemerkt en aldus veroordeeld in de proceskosten. Van misbruik van procesrecht door Stokke c.s. was geen sprake. De voorzieningenrechter oordeelde dat de samenhangende procedures en de intrekkingen daarvan niet wezen op evident ongegronde vorderingen of andere buitengewone omstandigheden die misbruik zouden aantonen.


Omdat de zaak betrekking had op de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, werd artikel 1019h Rv toegepast. De rechter beschouwde de zaak als een complex kort geding, maar merkte op dat deze vroegtijdig was ingetrokken—ruim vóór zitting en zonder conclusie van antwoord. Daarom werd slechts 40% van het maximale indicatietarief (€ 25.000) als passend aangemerkt, wat uitkwam op € 10.000.


Verder werd een bedrag van € 553,50 toegekend voor de akte over de proceskosten, berekend volgens het liquidatietarief. De nakosten van € 178,- en de griffiekosten van € 714,- per gedaagde kwamen daar nog bij. Hoewel Cybex en Cybex Retail aparte advocaten hadden, zag de rechter geen reden om hen afzonderlijk een volledige proceskostenvergoeding toe te kennen, nu zij deel uitmaken van dezelfde vennootschapsgroep en op identieke gronden waren gedaagd.


In totaal werd Stokke c.s. veroordeeld tot betaling van € 12.159,50 aan proceskosten aan Cybex c.s.


IEPT-versie volgt later

ECLI:NL:RBDHA:2025:10217