Te late maandbetaling SENA-BUMA in mindering eerst op buitengerechtelijke kosten
26-06-2025 Print this page
[gedaagde] exploiteert een café. Met SENA en BUMA zijn overeenkomsten gesloten voor het openbaarmaken van muziek. De voorwaardelijke korting, voor tijdig betalen, is komen te vervallen en zodoende dient gedaagde €1.992,74 te betalen. Er is een betalingsregeling getroffen voor €316,21 per maand, die is 23 augustus betaald. Dit is te laat, zodat de gehele som direct opeisbaar is en dit bedrag ex 6:44 BW eerst in mindering wordt gebracht op de buitengerechtelijke incassokosten, dan de rente en daarna op de hoofdsom. Het gaat in deze procedure met name over de nevenvorderingen.
Op basis van artikel 6:44 BW wordt de betaling van € 316,21 van 23 augustus 2024 eerst in mindering gebracht op de buitengerechtelijke incassokosten, dan op verschenen rente en vervolgens op de hoofdsom. Ondanks onduidelijkheid over het moment van ontvangst van een brief door [gedaagde], staat vast dát hij deze heeft ontvangen. Hierin werd hij gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid voor tijdige betaling, de directe opeisbaarheid van de volledige som bij wanbetaling en bijkomende kosten. Het uitblijven van herinneringen staat toewijzing van kosten dus niet in de weg.
SENA en BUMA vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vallen onder het geldende Besluit en zijn in beginsel toewijsbaar. De kosten van €251,48 zijn echter al voldaan met de betaling van 23 augustus 2024, waardoor deze vordering wordt afgewezen.
De wettelijke handelsrente tot 19 december 2024 bedraagt €180,64. Rekening houdend met een deelbetaling van €17,30 en toerekening van €251,48 aan incassokosten, resteert €47,43 voor aftrek op de vervallen rente. De kantonrechter kent de hoofdsommen toe en wijst de rente tot dagvaarding toe voor €133,21, vermeerderd met handelsrente.
[gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en, indien van toepassing, het nasalaris.