
Gedaagde plaatst onrechtmatige uitlatingen over zijn ex-advocaten op LinkedIn. Anders dan de ex-cliënt stelt, is niet gebleken dat de met de ex-advocaten gesloten vaststellingsovereenkomst op basis van een wilsgebrek tot stand is gekomen. Omdat is vastgesteld dat de ex-cliënt onrechtmatig heeft gehandeld jegens zijn ex-advocaten, is hij dwangsommen verbeurd wegens overtreding van de vaststellingsovereenkomst. Rectificatie bevolen.
PUBLICATIES
Gedaagde heeft volgens eisers meerdere publicaties geplaatst op LinkedIn, het betreffen 135 pagina's aan valse, lasterlijke en ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van ex-advocaten.
Uit de teksten die [gedaagde] in mei 2025 op zijn LinkedIn-pagina heeft geplaatst, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter wél op te maken dat hij niet alleen verwijten aan advocaten en andere instanties in het algemeen maakt. Hij doet aan het adres van [eisers] in het bijzonder. Het betreft ernstige verwijten van niet alleen strafrechtelijke aard, maar ook verwijten dat [eisers] ernstig tekort zouden zijn geschoten in de behartiging van de belangen van hun voormalig cliënt (lees: [gedaagde] ) en dat zij zelfs in strijd met die belangen zouden hebben gehandeld.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aannemelijk is die bedoelde uitlatingen in een bodemprocedure als onrechtmatig zullen worden gekwalificeerd jegens [eisers] worden door die uitlatingen immers ernstig in opspraak gebracht zonder dat daarvoor door [gedaagde] ook maar een begin van onderbouwing is aangevoerd. Zij worden daardoor beschadigd en kunnen schade lijden. Verder acht de voorzieningenrechter het in dit verband van belang dat, zo de verwijten aan het adres van [eisers] al juist zouden zijn, er minder beschadigende manieren bestaan om tegen die vermeende misstanden op te treden, bijvoorbeeld door het indienen van een klacht bij de Deken en (eventueel) vervolgens bij de tuchtrechter of door aangifte te doen van een strafbaar feit.
De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde om binnen 24 uur publicaties uit productie 6 van LinkedIn te verwijderen, op straffe van dwangsom van €100 per dag(deel). Tevens dient gedaagde een rectificatie bovenaan de tijdlijn van zijn LinkedIn-pagina vast te pinnen. Rectificatie in een landelijke dagblad komt de voorzieningenrechter disproportioneel voor en wordt afgewezen. Geen proceskostenveroordeling.