Januari 2020

Print this page

IEPT20200130, HvJEU, Generics (UK) v CMA

Artikel 101 VWEU. Om te beoordelen of een fabrikant van generieke geneesmiddelen die niet op de markt aanwezig is, een potentiële concurrent is van een fabrikant van oorspronkelijke geneesmiddelen, wanneer de betreffende overeenkomst tot gevolg heeft dat een onderneming tijdelijk buiten een markt wordt gehouden: ten eerste moet worden nagegaan of de betrokken fabrikant van generieke geneesmiddelen voldoende voorbereidende stappen had gezet om toe te treden tot de betrokken markt binnen een termijn die hem in staat zou hebben gesteld concurrentiedruk uit te oefenen op de fabrikant van oorspronkelijke geneesmiddelen. Ten tweede moet worden nagegaan of de markttoetreding van een dergelijke fabrikant van generieke geneesmiddelen niet op onoverkomelijke toetredingsdrempels stuit. Het bestaan van een octrooi als zodanig kan niet worden beschouwd als een onoverkomelijke drempel, want de geldigheid kan worden betwist. Ten derde kan het bewijs dat een fabrikant van generieke geneesmiddelen het vaste voornemen heeft en in staat is om toe treden tot de markt, hetwelk niet ter discussie wordt gesteld door het bestaan van onoverkomelijke drempels voor toetreding tot die markt, worden bevestigd door aanvullende gegevens: een overeenkomst tussen verschillende ondernemingen die op hetzelfde niveau van de productieketen actief zijn en waarvan sommige niet op de betrokken markt aanwezig waren, vormt een sterke aanwijzing dat er tussen die ondernemingen een concurrentieverhouding bestaat. De door de fabrikant van oorspronkelijke geneesmiddelen uitgedrukte wil, waarnaar vervolgens ook is gehandeld, om over te gaan tot waardeoverdrachten ten voordele van een fabrikant van generieke geneesmiddelen als tegenprestatie voor het uitstel van zijn markttoetreding vormt ook een aanwijzing – aanwijzing is des te sterker naarmate de waardeoverdracht groter is. Een overeenkomst tot schikking van een aanhangige gerechtelijke procedure tussen een fabrikant van oorspronkelijke geneesmiddelen en een fabrikant van generieke geneesmiddelen die potentiële concurrenten zijn, over de geldigheid van een werkwijzeoctrooi en over het inbreukmakende karakter van een generieke versie van dit geneesmiddel, heeft tot doel de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen: uit de analyse van de betrokken schikkingsovereenkomst blijkt dat de waardeoverdrachten waarin die overeenkomst voorziet, uitsluitend kunnen worden verklaard door het commerciële belang van beide partijen  om niet te concurreren op basis van verdienste. Dergelijke waardeoverdrachten kunnen indirecte overdrachten inhouden die voortvloeien uit de voordelen die de fabrikant van generieke geneesmiddelen moet halen uit een met de fabrikant van oorspronkelijke geneesmiddelen gesloten distributieovereenkomst, die deze eerste fabrikant de mogelijkheid biedt om een eventueel gecontingenteerde hoeveelheid door de fabrikant van de oorspronkelijke geneesmiddelen vervaardigde generieke geneesmiddelen te verkopen. Een ‘beperking naar strekking’ kan niet van de hand worden gewezen op grond dat: de schikkingsovereenkomst de resterende geldigheidsduur niet overschrijdt. Er onzekerheid bestaat over de geldigheid van het octrooi. Er is geen sprake van een ‘beperking naar strekking’ wanneer de betrokken schikkingsovereenkomst gepaard gaat met bewezen mededingingsbevorderende effecten die aanleiding kunnen geven tot gegronde twijfel dat zij de mededinging in voldoende mate schaadt: tenzij de betrokken schikkingsovereenkomst aangetoonde mededingingsbevorderende gevolgen heeft die redelijkerwijs twijfel kunnen doen rijzen over de vraag of die overeenkomst voldoende schadelijk is voor de mededinging. Voor het bewijs dat een schikkingsovereenkomst potentiële of reële merkbare gevolgen voor de mededinging heeft en dus als ‘beperking naar gevolg’ kan worden gekwalificeerd: niet wordt verondersteld dat wordt vastgesteld dat zonder die overeenkomst overeenkomst hetzij de fabrikant van generieke geneesmiddelen die partij was bij die overeenkomst waarschijnlijk in het gelijk zou zijn gesteld in de octrooiprocedure, hetzij de partijen bij die overeenkomst waarschijnlijk een minder beperkende schikkingsovereenkomst zouden hebben gesloten. Artikel 102 VWEU. Voor het bepalen van de productmarkt in een situatie waarin een fabrikant van oorspronkelijke geneesmiddelen beschermd door een werkwijzeoctrooi waarvan de geldigheid wordt betwist, op basis van dat werkwijzeoctrooi de markttoegang van generieke versies van dat geneesmiddel belemmert: dient niet alleen rekening te worden gehouden met de oorspronkelijke versie van het geneesmiddel maar ook met de generieke versies ervan, ook al kunnen die generieke versies niet op rechtmatige wijze op de markt worden gebracht voor het verstrijken van het betreffende werkwijzeoctrooi. Wanneer de betrokken fabrikanten van generieke geneesmiddelen in staat zijn om op korte termijn met voldoende kracht op de betrokken markt te gaan opereren om een serieus tegengewicht te vormen voor de reeds op die markt aanwezige fabrikant van oorspronkelijke geneesmiddelen, hetgeen de nationale rechter dient te verifiëren. Er is sprake van misbruik van machtspositie wanneer een onderneming met een machtspositie die houder is van een werkwijzeoctrooi voor de vervaardiging van een tot het publieke domein behorende werkzame stof, de strategie volgt om hetzij preventief, hetzij na instelling van gerechtelijke procedures ter betwisting van de geldigheid van dat octrooi, een reeks schikkingsovereenkomsten aan te gaan, die ten minste tot gevolg hebben dat potentiële concurrenten, fabrikanten van generieke geneesmiddelen met deze werkzame stof, tijdelijk buiten de markt worden gehouden: voor zover deze strategie zich ertoe leent de mededinging te beperken en meer in het bijzonder uitsluitingseffecten teweeg te brengen die verder gaan dan de mededingingsverstorende gevolgen die eigen zijn aan elk van de schikkingsovereenkomsten die daaraan bijdragen, hetgeen de verwijzende rechter moet verifiëren.

 

IEPT20200121, Rb Midden-Nederland, VUB

Exhibitie (artikel 843a Rv jo 1019a Rv) in zaak tussen Ablynx en gedaagde afgewezen bij gebrek aan een rechtsbetrekking: gestelde schadevergoeding op 12 mei 2019 verjaard. VUB heeft spoedeisend belang bij schadevergoeding in vorm van moratorium (tijdelijk verbod om producten op markt te brengen). Exhibitie in zaak tussen VUB en gedaagde afgewezen na belangenafweging: kans dat moratorium als vorm van schadevergoeding anders dan in geld wordt toegewezen acht vzgr voorshands klein nu schade niet is onderbouwd en moratorium geen gangbare vorm van schadevergoeding is in Nederlands recht, geen redelijk vermoeden van rechtsbetrekking tussen VUB en afnemers/opdrachtgevers gedaagde, gedaagde heeft reëel belang bij beoordeling ten gronde, nu ook bestanden die niet van gedaagde zijn in beslag zijn genomen.

 

IEPT20200117, Rb Den Haag, Tomra v Kiremko 

Serieuze, niet te verwaarlozen kans dat conclusie 1 EP 379 in bodemprocedure nietig zal worden verklaard wegens gebrek aan nieuwheid ten opzichte van US 279: niet in geschil dat kenmerken 1.3 en 1.4 in US 279 zijn geopenbaard, drukvat van kenmerk 1.2 duidelijk en ondubbelzinnig geopenbaard met verdamper 14 uit US 279, kenmerk 1.5 geopenbaard in US 279. Kenmerk 1.1 dat afdichting “zelf afdichtend is” geopenbaard in US 279: paragrafen beschrijving waar Tomra naar verwijst om te betogen dat octrooi is beperkt tot versnelde drukaflaat betreffen voorkeursuitvoeringsvormen, terwijl vakman in conclusie 1 noch de rest van EP 379 ondubbelzinnige beperking van EP 379 leest. Afhankelijke conclusies 2, 3, en 4 ook nietig wegens gebrek aan nieuwheid: nieuwheidsaanval niet weersproken. Conclusie 8 inventief: voor zover conclusie nieuw is, is inventiviteitsaanval niet weersproken

 

IEPT20200114, Hof Amsterdam, Bulldog

Vordering tot vergoeding van als gevolg van verlies van controle over domeinnamen geleden schade verjaard ex art. 3:310 BW. Verjaringstermijn betreft 5 jaar en niet 20 jaar zoals appellant stelt. Verjaring begonnen op 10 augustus 2004, de datum waarop domeinnamen niet langer verwezen naar sites appellant, niet pas na onherroepelijk worden van arrest 2 oktober 2012 (IEPT20121002) met oordeel dat handelen appellant niet onrechtmatig was: bekendheid met de juridische haalbaarheid van de zaak is blijkens jurisprudentie HR niet vereist. Verjaring vervolgens niet gestuit voor 11 augustus 2009: gevoerde rechtszaken (beroep op 3:316 BW) hebben geen stuitende werking, nu deze niet op één lijn met vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van geïntimeerde kunnen worden gesteld. Ook geen schriftelijke aanmaning of mededeling ex artikel 3:317(1) BW: geen sprake van voldoende duidelijke waarschuwing aan geïntimeerde dat appellant recht op schadevergoeding voorbehield en geïntimeerde zich daartegen had te verweren.

 

IEPT20200121, Rb Midden-Nederland, VUB

Exhibitie (artikel 843a Rv jo 1019a Rv) in zaak tussen Ablynx en gedaagde afgewezen bij gebrek aan een rechtsbetrekking: gestelde schadevergoeding op 12 mei 2019 verjaard. VUB heeft spoedeisend belang bij schadevergoeding in vorm van moratorium (tijdelijk verbod om producten op markt te brengen). Exhibitie in zaak tussen VUB en gedaagde afgewezen na belangenafweging: kans dat moratorium als vorm van schadevergoeding anders dan in geld wordt toegewezen acht vzgr voorshands klein nu schade niet is onderbouwd en moratorium geen gangbare vorm van schadevergoeding is in Nederlands recht, geen redelijk vermoeden van rechtsbetrekking tussen VUB en afnemers/opdrachtgevers gedaagde, gedaagde heeft reëel belang bij beoordeling ten gronde, nu ook bestanden die niet van gedaagde zijn in beslag zijn genomen.

 

IEPT20200129, Rb Gelderland, Vroom Invest

Vroom Invest geen auteursrechthebbende van ontwerp woning: uit overeenkomst tot overdracht auteursrecht uit 2016 tussen [naam architectenstudio] Architectuurstudio en AVH Investments B.V. kan niet worden afgeleid dat schetsontwerp van de woning is overgedragen, gesteld noch gebleken is immers dat het schetsontwerp van de woning in opdracht van AVH Investments is gemaakt door [naam architectenstudio]. (ontwerp van) de woning niet door gedaagden geopenbaard: woning was ten tijde van de opschorting van de werkzaamheden nagenoeg voltooid.

 

IEPT20200129, HvJEU, Sky v SkyKick

Gemeenschapsmerk of een nationaal merk kan niet geheel of gedeeltelijk nietig worden verklaard als  termen die zijn gebruikt ter aanduiding van de waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven, onvoldoende duidelijk en nauwkeurig zijn: onduidelijkheid en onnauwkeurigheid van de termen die worden gebruikt ter specificatie van de waren en diensten maakt geen deel uit van uitputtende lijst van absolute nietigheidsgronden, in IP-Translator-arrest (IEPT20120619) is geen aanvullende nietigheidsgrond erkend, onvoldoende duidelijke en nauwkeurige specificatie valt niet onder vereiste van grafische voorstelling, ontbreken duidelijkheid en nauwkeurigheid niet in strijd met de openbare orde. Merkaanvraag zonder enig voornemen het merk te gebruiken voor de in de inschrijving aangeduide waren en diensten levert pas een handeling te kwader trouw op indien de aanvrager van dat merk de bedoeling had om afbreuk te doen aan de belangen van derden op een wijze die niet strookt met de eerlijke gebruiken, dan wel om – zelfs zonder een derde in het bijzonder op het oog te hebben – een uitsluitend recht te verkrijgen voor andere doeleinden dan die welke vallen onder de functies van een merk: kwade trouw van de aanvrager kan niet worden vermoed louter op basis van de vaststelling dat hij op het moment van indiening van zijn inschrijvingsaanvraag geen economische activiteit uitoefende die overeenstemt met de in die aanvraag aangeduide waren en diensten. Wanneer het voornemen om een merk overeenkomstig de wezenlijke functies ervan te gebruiken enkel ontbreekt voor bepaalde in de merkaanvraag aangeduide waren of diensten, levert die aanvraag enkel voor die waren of diensten een handeling te kwader trouw op.

 

IEPT20200129, Rb Midden-Nederland, Avrotros

Uitzending Opgelicht!? over hondenopvang niet onrechtmatig: in uitzending niet gesteld dat sprake is van misleiding, manipulatie en bedrog, overgrote deel van uitzending vindt voldoende steun in beschikbare feitenmateriaal,  uitingen die niet lijken te kloppen zijn niet van wezenlijk belang voor de uitzending, voldoende mogelijkheid van wederhoor waar ook gebruik van is gemaakt.

 

IEPT20200129, Rb Amsterdam, Just Brands v Outfittery

Outfittery maakt inbreuk ex artikel 2.20 lid 2 sub b op Vanguard-beeldmerk: beroep op bewust gedogen onvoldoende onderbouwd, visuele overeenstemming tussen merk en teken, diensten zijn soortgelijk nu beide partijen zich richten op verkoop herenkleding, verwarringsgevaar wordt versterkt door wijze waarop merk en teken worden gebuikt.

 

IEPT20200128, Hof Den Haag, Silife v Roka

Rechtbank heeft ten onrechte als uitgangspunt genomen dat voor toewijzing van het verbod op exploitatie door Magnichem van octrooien bedoeld in Roka-licentieovereenkomst nodig is dat Roka-licentieovereenkomst ongeldig is: ook als sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst kan onder omstandigheden sprake zijn van onrechtmatig handelen. Wanprestatie van Liquistone jegens Silife Ltd.: Silife-licentieovereenkomst is niet rechtsgeldig beëindigd waardoor Liquistone deze had moeten nakomen. Onrechtmatige daad Liquistone jegens Silife BV en Silife India aangenomen: Liquistone heeft de belangen van Silife BV en Silife India bij exclusiviteit veronachtzaamd door een exclusieve licentie te verstrekken aan Roka. Roka heeft jegens Silife-Vennootschapen onrechtmatig geprofiteerd van de wanprestatie van Liquistone en wist of moest weten dat haar handeswijze Silife-Vennootschappen ernstig zou schaden: zonder onrechtmatige daad had Roka het Octrooi niet kunnen exploiteren en Roka had moeten navragen of Silife-licentieovereenkomst al was geëindigd, geen zwaarwegend belang van Roka bij exploitatie van Roka-licentieovereenkomst. Roka handelt onrechtmatig jegens Liquistone door te profiteren van onrechtmatige daad [bestuurder Lisida]: Roka had moeten weten dat het aangaan van de licentieovereenkomst Liquistone zou schaden omdat Liquistone geconfronteerd zou worden met schadeclaims van Silife-Vennootschappen. [geïntimeerde 5] heeft in zijn rol als adviseur van Roka onrechtmatig gehandeld jegens Silife c.s.: [geïntimeerde 5] moest weten dat Silife-Vennootschappen schade zouden lijden. [geïntimeerde 6] heeft onrechtmatig gehandeld jegens Silife c.s.: [geïntimeerde 6] heeft in zijn hoedanigheid van bestuurder van Roka ernstig verwijtbaar gehandeld tegen Silife c.s. door het onrechtmatig handelen van Roka te bewerkstelligen.

 

IEPT20200128, Hof Den Haag, H&M v Adidas 

Work Out-kleding van H&M maakt geen als door Adidas omschreven inbreuk op drie-strepenmerk: verbod gevraagd voor ieder gebruik van een motief van twee verticaal en parallel lopende strepen, die op gelijke afstand van elkaar lopen en een gelijke breedte hebben en waarbij de tussenruimte tussen de strepen visueel min of meer gelijk is aan de breedte van de strepen, die zijn aangebracht over de gehele lengte van de zijkant van de schouders, mouwen en/of broekspijpen van een kledingstuk, en die zijn uitgevoerd in een met de basiskleur van het kledingstuk contrasterende kleur, tussenruimte tussen de twee strepen op de Work Out-kleding niet visueel min of meer gelijk aan de breedte van de strepen. Inbreukverbod alsnog afgewezen: geen inbreuk of concrete dreiging van inbreuk, hetgeen overigens niet betekent dat geen enkel twee-strepenteken inbreuk zou maken. Hof overweegt ten overvloede dat de Work Out-kleding ook afgezien van de door Adidas aangebrachte beperking geen inbreuk sub b maakt: zeer geringe overeenstemming tussen merk en teken nu totaalbeeld Adidas-merken wordt bepaald door patroon welke in Work Out-kleding ontbreekt, hierdoor is ook als wordt aangenomen dat Adidas een bekend merk is met een grote beschermingsomvang en dat sprake is van (soort)gelijke waren geen sprake van verwarringsgevaar, marktonderzoeken doen daar niet aan af. Ook geen sprake van inbreuk sub c: onvoldoende onderbouwd gelet op eisen die hier door HvJEU aan worden gesteld.

 

IEPT20200124, Rb Den Haag, HE Licenties v VG Colours

Vordering exhibitie (843a Rv) afgewezen: HE geen spoedeisend belang doordat de tenuitvoerlegging van het eindvonnis is geschorst totdat het hof in hoofdzaak heeft beslist. Verbod verdere verspreiding bericht waarin VG de kwestie met HE een “(oplichtings-)zaak” noemt: VG heeft grenzen echter maar in geringe mate overschreden, door het bericht aan een klein aantal contacten te sturen, die bekend worden geacht met het geschil tussen HE en VG. Proceskosten VG en Logico gematigd: verweer VG en Logico was vrijwel hetzelfde, gevoerd door dezelfde advocaten.

 

IEPT20200128, Hof Amsterdam, Parbode

Vonnis rechtbank deels vernietigd. Grieven met betrekking tot het niet toekennen van schadevergoeding treffen geen doel: appellant heeft onvoldoende onderbouwd dat er schade is geleden en of deze aan het artikel in Parbode te wijten zijn. Grief met betrekking tot betaling van de werkelijke proceskosten slaagt wel: geen blijk van misbruik van procesrecht/onrechtmatig handelen door appellant.

 

IEPT20200127, Rb Oost-Brabant, Waes v Connect Ways

Connect Ways maakt geen inbreuk op handelsnaam WAES: aard van beide ondernemingen weliswaar (ver)gelijk(baar) nu beiden technisch personeel aanbieden, handelsnamen verschillen in visueel opzicht in sterke mate, ook groot begripsmatig verschil, mogelijke auditieve overlap gelegen in WAES/Ways onvoldoende grond voor aannemen verwarringsgevaar.

 

IEPT20200124, HR, Spirits v FKP

In het principale beroep kunnen de klachten niet tot vernietiging van dat arrest leiden (artikel 81(1) RO). Incidenteel beroep tot vernietiging van de proceskostenveroordeling van € 40.000 volgens indicatietarieven complexe zaak slaagt: gelet op complexiteit van de zaak, omvang processtukken in hoger beroep en niet bestreden kostenspecificaties kan bedrag van maximaal €  40.000 volgens de Indicatietarieven niet als ‘een significant en passend deel van de redelijke kosten’ van FKP in hoger beroep worden beschouwd. Hoge Raad wijst €  80.000 toe. Proceskostenveroordeling principale cassatieberoep 1,5x maximumtarief (€ 40.000) voor complexe zaak vermeerderd met bedragen voor dupliek en Borgersbrief (€ 5.000): € 65.000. Geen kostenveroordeling incidentele cassatieberoep: incidenteel beroep betreft enkel toe te wijzen proceskosten, hetgeen niet onder bereik artikel 1019h Rv valt, maar onder liquidatietarief, gelet op kostenveroordeling principale beroep geen aanleiding daarboven het bedrag van het liquidatietarief toe te wijzen.

 

IEPT20200124, Rb Midden-Nederland, TePe

Voorzieningenrechter rechtbank Midden-Nederland relatief bevoegd om van de op het Uniemerk van het Zweedse TePe gebaseerde vorderingen kennis te nemen: gelet op HvJEU Spin Master (IEPT20191121) inzake Uniemodellenverordening moet artikel 3 van de (niet aan de Uniemerkenverordening aangepaste) Uitvoeringswet inzake het Gemeenschapsmerk, dat bepaalt dat voor alle vorderingen in kort geding uitsluitend de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bevoegd is, buiten toepassing blijven. TePe kan zich op grond van haar Uniemerken verzetten tegen ompakken van ragers die door haar in Nederland in de handel zijn gebracht bij verkoop aan tandartspraktijken en door gedaagde in andere aantallen aan de consument worden verkocht nu niet is voldaan aan de voorwaarden uit HvJEU Boehringer (IEPT20070426): het is de vraag of jurisprudentie die ompakken onder bepaalde voorwaarden toestaat van toepassing is op de onderhavige situatie nu het niet gaat om een geval waarbij producten in een andere lidstaat in het verkeer zijn gebracht en omgepakt moeten worden om deze in Nederland te kunnen verhandelen, bovendien is niet aannemelijk gemaakt dat ompakken noodzakelijk is om de producten te verhandelen, lange tijd is niet vermeld wie het product heeft omgepakt en geproduceerd, TePe is niet van het ompakken op de hoogte gesteld.

 

IEPT20200123, BenGH, Les Castarts v KS Warenhaus

Oppositie tegen depot woord/beeldmerk CASTART op grond van Uniewoordmerk KARSTADT ongegrond: zeer beperkte mate van visuele overeenstemming, auditieve overeenstemming voor groot deel publiek afwezig door fonetische uitspraak als ‘kas-taar’ versus ‘kar-stat’ en voor overige deel publiek beperkt, begripsmatige overeenstemming niet aan de orde, hoge mate van soortgelijkheid tussen de waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven en de waren en diensten waarvoor het teken is gedeponeerd, algemene indruk merk en teken ondanks beperkte overeenkomsten zo verschillend dat geen gevaar van (reëel) direct of indirect verwarringsgevaar kan worden aangenomen.

 

IEPT20200123, Rb Midden-Nederland, Jehovah’s Getuigen v UU

Onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld dat rapport Universiteit Utrecht over seksueel misbruik binnen Jehovah’s Getuigen gemeente onrechtmatig is. 

 

IEPT20200117, Rb Den Haag, Jumatech v Asperitas

Asperitas maakt inbreuk op merken Jumatech nu zij door haar ontwikkelde modules met vloeistofkoelingsysteem waarop de merken van Jumatech zijn aangebracht toont in beeldmateriaal nadat de samenwerking is beëindigd: nu merk zichtbaar is in video’s die Asperitas gebruikt om te laten zien wat zij in huis heeft is sprake van gebruik in het economisch verkeer voor waren en diensten, sprake van verwarringsgevaar nu het logo dat in de video’s wordt getoond identiek is aan het logo uit het Uniebeeldmerk van Jumatech en Asperitas waren en diensten aanbiedt die gelijk zijn aan een deel van de waren en diensten waarvoor het merk is ingeschreven, voor zover sprake was van toestemming strekt deze zich niet uit tot na beëindiging samenwerking, en tot gebruik voor Asperitas zelf.

 

IEPT20200117, Rb Den Haag, Tomra v Kiremko
Serieuze, niet te verwaarlozen kans dat conclusie 1 EP 379 in bodemprocedure nietig zal worden verklaard wegens gebrek aan nieuwheid ten opzichte van US 279. Ook kenmerk 1.1, "een zelf afdichtende druk aflaat inrichting", is in US 279 geopenbaard. Tomra stelt dat kenmerk 1.1 door de vakman beperkter uitgelegd zal worden in het licht van de beschrijving en tekeningen in EP 379. Dit betoog slaagt naar voorlopig oordeel niet. De paragrafen waar Tomra naar verwijst, betreffen voorkeursuitvoeringsvormen van EP 379. De vakman leest echter noch in conclusie 1, noch in de rest van EP 379 een ondubbelzinnige beperking van de beschermingsomvang van EP 379 tot inrichtingen voor versnelde drukaflaat. Zoals hiervoor [...] overwogen, blijkt daaruit naar voorlopig oordeel echter niet ondubbelzinnig dat EP 379 beperkt is tot versnelde gecontroleerde drukaftaal inrichtingen. De vakman leest ook nergens anders in de beschrijving dat hij het begrip drukaflaat inrichting zo beperkt moet opvatten. Bovendien stelt geen van de conclusies van EP 379 grenswaarden aan de snelheid van de drukaflaat.

 

IEPT20200116, Rb Noord-Nederland, Webcasting

Overeenkomst betreffende een lidmaatschap van Webcasting en het verlenen van muziekrechten Buma/Stena voor radio- en tv-uitzendingen via internet tijdig van 3 april 2018 tijdig en rechtsgeldig ontbonden op 6 juni 2018: gedaagde moet als consument worden beschouwd, overeenkomst nog niet volledig nagekomen (artikel 7:233p, aanhef en onderdeel d, BW) nakoming niet begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming gedaagde, gedaagde is bij aangaan overeenkomst en nadien niet geïnformeerd over recht van ontbinding, waardoor termijn voor ontbinding van 14 dagen naar 12 maanden is verlengd (artikel 7:233o(2) BW).

 

IEPT20200115, Rb Noord-Nederland, NDC

De publicatie op de website Sikkom.nl, in de papieren editie van het Dagblad van het Noorden en Facebookpagina’s met als kop 'Huurders van [eiser 2] moeten kilometers lopen voor dure en volle parkeerplek' van 7 en 27 november 2018, nagenoeg niet onrechtmatig jegens eisers: de meeste aantijgingen vinden voldoende steun in feitenmateriaal. Het onderdeel van de publicatie waarin wordt gesteld dat een huurder regelmatig intimiderende mailtjes van eisers krijgt, is wel onrechtmatig: bewering vindt onvoldoende steun in het feitenmateriaal. Ontbreken wederhoor artikel 27 november 2018 niet onrechtmatig: artikel van 27 november vloeit voort uit artikelen van 7 en 8 november 2018 en eisers is daar de mogelijkheid van wederhoor geboden. Immateriële schadevergoeding van € 750,00: waarschijnlijk dat eisers enige reputatieschade hebben geleden, maar eisers nagelaten specifieke schade te stellen. In reconventie. Publiceren van uittreksel basisregistratie personen van [gedaagde 2] op Facebook onrechtmatig en in strijd met AVG: Zorgvuldigheidsplicht dient ook te worden verstaan dat eiser haar administratie zo inricht dat medewerkers niet vrijelijk over persoonsgegevens te beschikken. Schadevergoeding van € 250,00 vanwege ontbreken specificatie schade.

 

IEPT20200114, Hof Arnhem-Leeuwarden, De Persgroep v Soliditry

Uitlatingen in artikelen De Gelderlander waarin wordt gesteld dat juridisch adviseur onderdeel uitmaakt van “de Sprinkhanen” en daarvan het “(juridisch) brein” is onrechtmatig: ernstige en stellig gepresenteerde beschuldigingen vinden onvoldoende steun in feitenmateriaal. Artikelen voldoen op belangrijke punten niet aan in Leidraad voor de Journalistiek 2018 gegeven aanbevelingen: onvoldoende informatie gegeven over betrouwbaarheid anonieme bronnen en onvoldoende invulling gegeven aan beginsel van hoor en wederhoor. Ten onrechte preventief verbod opgelegd door de voorzieningenrechter: kan afschrikwekkend effect hebben en verslaglegging over onderhavige belangwekkende onderwerp belemmeren, waardoor belang de Persgroep bij snelle publicatie van actueel nieuws zwaarder weegt dan belang juridisch adviseur. Ten onrechte gebod tot verwijdering artikelen van websites De Gelderlander opgelegd door voorzieningenrechter: toevoeging van rectificatie komt voldoende tegemoet aan belang Soliditry en de juridisch adviseur bij bescherming privacy, eer, goede naam en reputatie. Spoedeisend belang bij voorschot op betaling smartengeld niet aannemelijk gemaakt.

 

IEPT20200110, HR, Epal v PHZ

Hoge Raad voornemens prejudiciële vragen te stellen over verzet op grond van een collectief merk en artikel 13(2) GMeV tegen de verdere verhandeling van door een niet-licentienemer gerepareerde merkproducten. Partijen mogen zich uitlaten over te stellen vragen.

 

IEPT20200110, Rb Rotterdam, ANP Foto Schiphol

Inbreuk op foto Schiphol van ANP die op website gedaagde staat: dat bouw website is uitbesteed aan derde doet niet af aan verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid gedaagde, ter zitting gebleken dat foto nog via link op website gedaagde te zien was. Schadevergoeding van € 310,30 (€ 248,25 + 25% i.p.v. gevorderde 50%): onvoldoende onderbouwd dat ANP foto exclusief wilde houden en geen licentie aan gedaagde zou hebben verleend, ontbreken naamsvermelding voldoende voor verhogen vergoeding, al bevreemdt het kantonrechter dat ANP niet eerder dan in deze procedure beroep op naamsvermelding heeft gedaan en naam niet eerder aan gedaagde bekend heeft gemaakt. Proceskosten volgens liquidatietarief kantonzaken, sprake van eenvoudige, niet bewerkelijke zaak: ANP heeft gebruik gemaakt van gestandaardiseerde teksten, omvangrijke correspondentie is deels aan ANP zelf te wijten. Kosten opsporing inbreukmaker € 127,62 en buitengerechtelijke kosten € 40 toegewezen.

 

IEPT20200110, Rb Rotterdam, ANP Sportfoto

Inbreuk op foto ANP: onvoldoende betwist dat foto aanzienlijke tijd op website gedaagde door publiek kon worden gezien. Schadevergoeding van € 310,30 (€ 248,25 + 25% i.p.v. gevorderde 50%): onvoldoende onderbouwd dat ANP foto exclusief wilde houden en geen licentie aan gedaagde zou hebben verleend, ontbreken naamsvermelding voldoende voor verhogen vergoeding, al bevreemdt het kantonrechter dat ANP niet eerder dan in deze procedure beroep op naamsvermelding heeft gedaan en naam niet eerder aan gedaagde bekend heeft gemaakt. Proceskosten volgens liquidatietarief kantonzaken, sprake van eenvoudige, niet bewerkelijke zaak: ANP heeft gebruik gemaakt van gestandaardiseerde teksten, na aanschrijving gevoerde correspondentie en repliek is deels aan ANP zelf te wijten. Kosten opsporing inbreukmaker € 127,62 en buitengerechtelijke kosten € 40 toegewezen.

 

IEPT20200108, Rb Den Haag, Expert

Logo en teken OUTLETEXPERT maken inbreuk op beeldmerken Expert: gelet op punten van overeenstemming, omstandigheid dat aangeboden waren en diensten identiek zijn en de beeldmerken groot onderscheidend vermogen hebben kan het teken bij het publiek de suggestie van economische verbondenheid wekken. Eveneens sprake van inbreuk op handelsnaam Expert: toevoeging outlet onvoldoende om verwarringsgevaar weg te nemen nu publiek hierdoor juist kan denken dat het gaat om outlet van Expert.

 

IEPT20200107, Rb Amsterdam, Yoursafe24 v AVROTROS

Uitzending ‘Opgelicht?!’ over tekortkomingen in de nakoming van een vaststellingsovereenkomst en de onderliggende overeenkomst tot levering van lockers niet onrechtmatig: belangenafweging in het licht van beperkingen op de vrijheid van meningsuiting; uitzending levert bijdrage aan publieke debat; voldoende gelegenheid tot wederhoor geboden. Gebruik verborgen camera maakt uitzending niet onrechtmatig: geen nadeligere uitlatingen eiser vastgelegd met verborgen camera. YourSafe erkent grotendeels stellingen AVROTROS: YourSafe erkent tekortkomingen in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst en de onderliggende overeenkomsten. Geen sprake van onherstelbare schade aan de zijde van eisers: geen onherstelbare schade bij [eiser sub 2]: reputatieschade YourSafe voorzienbaar gevolg eigen handelen.

 

IEPT20200107, Hof Den Bosch, Priveekollektie

Appellante ontvankelijk in vorderingen: onvoldoende onderbouwd dat appellante vorderingsrechten en auteursrechten aan haar BV heeft overgedragen. Geen verhoging schadevergoeding van € 500 per object naar € 3.500 per object op grond van artikel 27a Aw: schadevergoeding is voor niet retourneren van deel van de Chandelier, niet voor inbreuk auteursrecht. Schadevergoeding van € 5.000 wegens inbreuk op persoonlijkheidsrechten blijft in stand: niet weersproken dat Priveekollektie niet zonder toestemming appellante nieuwe, veel kleinere Chandelier mocht laten maken en verkopen. Ten overvloede: zonder toestemming samenstellen kleinere Chandelier met lampen van grote Chandelier is wijziging van het werk (artikel 25(c) Aw. Verzet tegen wijziging niet in strijd met de redelijkheid: appellante is maker en eigenaar, Priveekollektie heeft voor samenstellen en verkoop kleine Chandelier volledig buiten appellante om gehandeld, verkoop vond na ruzie partijen plaats. Geen hogere voorziening mogelijk tegen verwijzing zaak naar de kantonrechter. Schadevergoeding van € 26.688,33 voor productiekosten Chandelier alsnog afgewezen: niet vast komen te staan dat de productiekosten door appellante zijn betaald. Ook indien afspraak over betaling productiekosten zou zijn gemaakt wordt schadevergoeding afgewezen: duurovereenkomst op grond waarvan Priveekollektie recht heeft om tegen provisie van 50% over verkoopprijs minus btw en minus productiekosten zaken te verkopen, geen afspraken over beëindiging overeenkomst waarmee recht van Priveekollektie om met verkoop inning productiekosten en provisie te realiseren vervalt, appellante blijft eigenaar van Chandelier en is enige die het in haar macht heeft productiekosten terug te verdienen, appellante blijft eigenaar van Chandelier en is enige die het in haar macht heeft productiekosten terug te verdienen. Vordering om appellante mee te laten werken aan verkoop Chandelier terecht afgewezen: onvoldoende aannemelijk dat Priveekollektie en gestelde koper het eens zouden zijn geworden over verkoop voor € 60.000 ondanks veiligheidsgebreken en gelet op inbreuk op persoonlijkheidsrechten kon niet van appellante worden gevergd mee te werken aan verkoop. Appellante heeft gehandeld in strijd met artikel 21 Rv: door o.a. te stellen dat zij productiekosten heeft betaald en ondanks tegenbewijs geen openheid van zaken te geven.

 

IEPT20200107, Rb Den Haag, Café Franklin v The Franklin Group

The Franklin Group maakt met het gebruik van het teken FRANKLIN voor een hotel, brasserie en cocktailbar inbreuk ‘sub a’ op het Beneluxmerk FRANKLIN van een café-restaurant: teken identiek aan merk, diensten exact hetzelfde als die waarvoor het merk is ingeschreven. Inbreuk ‘sub b’ door gebruik teken Sir Franklin: publiek niet meer dan gemiddeld oplettend, sterke visuele en auditieve overeenstemming door dominante en onderscheidende element FRANKLIN. Ook gebruik Sir Franklin in combinatie met voorvoegsel boutiquehotel, brasserie of cocktailbar maakt inbreuk: voorvoegsels beschrijvend voor de diensten waar het om gaat.