2020 Hof Den Bosch

Print this page

IEPT20201012, Hof Den Bosch, Handelsnaam Makelaar
Appellant is niet degene die eerder handelsnaam voerde. [appellante] is wel in dienst geweest bij de onderneming van [overleden echtgenoot van appellante], maar daarmee is zij niet aan te merken als “een ander” die eerder dan [geïntimeerde 1] een handelsnaam voerde met het element “ [naam 1] “ erin. Beroep op artikel 5a Hnw en artikel 2.20(1)9b) BVIE afgwezen. Alleen woordmerk als merk geregistreerd en gevaar voor verwarring onvoldoende onderbouwd.

 

IEPT20200520, Hof Den Bosch, LOM

Keukenmanagement maakt inbreuk op auteursrecht LOM door overnemen teksten van website: niet gegriefd tegen oordeel dat de teksten auteursrechtelijk beschermd zijn, verweer appellant dat de teksten door een derde zijn gemaakt niet te verenigen met zijn stelling in eerste aanleg dat hij de teksten aan LOM heeft aangeleverd.

 

IEPT20200514, Hof Den Bosch, Handelsnaaminbreuk accountant

Geen sprake van oneerlijke concurrentie van een accountant met het accountantskantoor waarvoor hij werkzaam was: gebruik maken van kennis, ervaring en persoonlijke goodwill die tijdens de werkzaamheden zijn opgebouwd is niet zonder meer onrechtmatig, niet deugdelijk onderbouwd dat door het benaderen van klanten van het accountantskantoor ‘stelselmatig en substantieel’ afbreuk is gedaan aan het bedrijfsdebiet van het accountantskantoor. Inbreuk op handelsnaam van het accountantskantoor: met tape afplakken van de handelsnaam op het bordje naast de deur gelet op herhaaldelijke verwijdering van de tape niet genoeg om inbreuk te voorkomen, dat het accountantskantoor de handelsnaam niet meer gebruikt is niet van belang nu die naam nog wel bekendheid geniet bij het publiek.

 

IEPT20200107, Hof Den Bosch, Priveekollektie

Appellante ontvankelijk in vorderingen: onvoldoende onderbouwd dat appellante vorderingsrechten en auteursrechten aan haar BV heeft overgedragen. Geen verhoging schadevergoeding van € 500 per object naar € 3.500 per object op grond van artikel 27a Aw: schadevergoeding is voor niet retourneren van deel van de Chandelier, niet voor inbreuk auteursrecht. Schadevergoeding van € 5.000 wegens inbreuk op persoonlijkheidsrechten blijft in stand: niet weersproken dat Priveekollektie niet zonder toestemming appellante nieuwe, veel kleinere Chandelier mocht laten maken en verkopen. Ten overvloede: zonder toestemming samenstellen kleinere Chandelier met lampen van grote Chandelier is wijziging van het werk (artikel 25(c) Aw. Verzet tegen wijziging niet in strijd met de redelijkheid: appellante is maker en eigenaar, Priveekollektie heeft voor samenstellen en verkoop kleine Chandelier volledig buiten appellante om gehandeld, verkoop vond na ruzie partijen plaats. Geen hogere voorziening mogelijk tegen verwijzing zaak naar de kantonrechter. Schadevergoeding van € 26.688,33 voor productiekosten Chandelier alsnog afgewezen: niet vast komen te staan dat de productiekosten door appellante zijn betaald. Ook indien afspraak over betaling productiekosten zou zijn gemaakt wordt schadevergoeding afgewezen: duurovereenkomst op grond waarvan Priveekollektie recht heeft om tegen provisie van 50% over verkoopprijs minus btw en minus productiekosten zaken te verkopen, geen afspraken over beëindiging overeenkomst waarmee recht van Priveekollektie om met verkoop inning productiekosten en provisie te realiseren vervalt, appellante blijft eigenaar van Chandelier en is enige die het in haar macht heeft productiekosten terug te verdienen, appellante blijft eigenaar van Chandelier en is enige die het in haar macht heeft productiekosten terug te verdienen. Vordering om appellante mee te laten werken aan verkoop Chandelier terecht afgewezen: onvoldoende aannemelijk dat Priveekollektie en gestelde koper het eens zouden zijn geworden over verkoop voor € 60.000 ondanks veiligheidsgebreken en gelet op inbreuk op persoonlijkheidsrechten kon niet van appellante worden gevergd mee te werken aan verkoop. Appellante heeft gehandeld in strijd met artikel 21 Rv: door o.a. te stellen dat zij productiekosten heeft betaald en ondanks tegenbewijs geen openheid van zaken te geven.

 

IEPT20200407, Hof Den Bosch, Staatsloterij 
Schade van € 5.423,03, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van 1 januari 2017, kan aan Staatsloterij worden toegerekend. Redelijkerwijs kan worden verwacht dat misleidende mededelingen van Staatsloterij tot de door [appellant] gevorderde schadepost (het aankoopbedrag van een staatslot) zou leiden. Condicio sine qua non verband tussen misleidende mededelingen van Staatsloterij en de koop van loten door [appellant] in de periode 2000 tot en met 2008. Vermoeden van aanwezigheid van causaal verband (afgeleid uit ECLI:NL:HR:2015:178) niet ontzenuwd door Staatsloterij.