2018 Hoge Raad

Print this page

IEPT20181221, HR, Fuelplaza v Gaos

Klachten tegen oordeel dat domeinnaam ok.nl geen inbreuk maakt op OK beeldmerk en dat geen sprake is van onrechtmatig handelen kunnen niet tot cassatie leiden: dit behoeft gezien art. 81 lid 1 RO geen nadere motivering.

 

IEPT20181207, HR, HP v De Staat en Thuiskopie

Aangevoerde klachten tegen oordeel dat regeling thuiskopieheffing in AMvB’s 2012/2013 en 2015 niet onverbindend en onrechtmatig is, kunnen niet tot cassatie leiden: dit behoeft gezien art. 81 lid 1 RO geen nadere motivering.

 

IEPT20181130, HR, ITT v Karl Dungs

Degene die zich als domeinnaamhouder heeft laten registeren kan alleen gedwongen worden deze aan een ander over te dragen als hij daartoe rechtens verplicht is: deze plicht kan berusten op een overeenkomst of hieruit voortvloeien dat registratie of gebruik van de domeinnaam jegens die ander onrechtmatig is, zoals wanneer daardoor inbreuk wordt gemaakt op een merkrecht van die ander (vgl. IEPT20151211 HR Artiestenverloningen). Hof heeft ten onrechte geoordeeld dat eisers geen merkenrechtelijke beoordeling van hun vordering wensten en dat derhalve niet kon worden vastgesteld dat Karl Dungs door het aan zich doen overdragen van de domeinnaam op grond van beslissing van de WIPO-geschillenbeslechter onrechtmatig handelt of ongerechtvaardigd wordt verrijkt: eisers hebben zowel in dagvaarding als in hoger beroep gesteld dat gebruik van de domeinnaam geen merkinbreuk behelst.

 

IEPT20181130, HR, Maxims

Klacht tegen vaststelling dat auteursrecht op maancakeblikken bij verweerster rust, faalt: nu klachten niet nopen tot beantwoording rechtsvragen behoeft dit ex artikel 81 RO geen nadere motivering.

 

IEPT20181109, HR, Curatoren v Verhuurder

Actieve schending door de curator van een voortdurende verplichting van de schuldenaar is een handelen van de curator in strijd met een in hoedanigheid na te leven verplichting: sprake van een boedelschuld. In HR 23 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:424 (Credit Suisse/Jongepier q.q.) is overwogen dat de faillissementstoestand de curator niet de bevoegdheid geeft om een voortdurende prestatie van de schuldenaar die bestaat uit een dulden of nalaten, ‘actief’ te beëindigen (rov. 3.5.3). Het hof heeft in rov. 3.5, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat de ingebruikgeving door de curator van de bedrijfsruimte aan [B] in strijd was met de verplichting om het gehuurde niet in gebruik te geven aan een derde. Het gaat hier om ‘actieve’ schending door de curator van een voortdurende verplichting van de schuldenaar tot nalaten als hiervoor bedoeld. Deze schending moet worden gelijkgesteld aan een ‘actieve’ beëindiging als bedoeld in het arrest Credit Suisse/Jongepier q.q. Nu de curator daartoe niet bevoegd was, is sprake van een handelen van de curator in strijd met een in hoedanigheid na te leven verplichting als bedoeld in rov. 3.7.1 van HR 19 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY6108 (Koot Beheer/Tideman q.q.). In dat geval is sprake van een boedelschuld. Enkel niet naleven door curator van tot de curator gerichte regel leid niet steeds tot persoonlijke aansprakelijke aansprakelijkheid. Vraag of curator tevens een persoonlijk verwijt treft.

 

IEPT20181102, HR, Oude Catalogus Telstar

Vernietigt het tussenarrest van 13 september 2011 en de daarop voortbouwende arresten van 2012, 2013, 2014 en 2017 en verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing. Bij uitleg lastgevingsconstructie betreffende verkoop Oude Catalogus Telstar is het hof in het tussenarrest d.d. 13 september 2011 onvoldoende c.q. onvoldoende begrijpelijk op verschillende stellingen ingegaan en geeft onvoldoende inzicht in gedachtegang van het hof. Bijvoorbeeld de stelling van [eiseressen] dat [betrokkene 5] aan [betrokkene 1], zoals blijkt uit de faxbrief van 6 januari 1993, als reden voor het onderbrengen van de juridische eigendom van de Oude Catalogus in een aparte vennootschap heeft opgegeven de wens om problemen met artiesten en schadeclaims te voorkomen. Bij beoordeling of sprake was van een onrechtmatige daad heeft het hof onder meer onvoldoende meegewogen dat [betrokkene 5] bij de verkoop door CNR van de Oude Catalogus in 1994 aan [C] B.V. een tegenstrijdig belang had als bedoeld in art. 2:256 (oud) BW, doordat zij zowel optrad als indirect bestuurder van Telstar B.V. als in haar hoedanigheid van bestuurder van [C] B.V.

 

IEPT20181102, HR, Spin Master v High5

Cassatie in het belang der wet. Prejudiciële vraag: moet artikel 90 GMoV zo worden uitgelegd dat het een dwingende toekenning van bevoegdheid inhoudt aan alle rechtelijke instanties van een lidstaat om voorlopige en beschermende maatregelen te bevelen of laat het lidstaten vrij om deze bevoegdheid exclusief aan rechtbanken voor het Gemeenschapsmodel toe wijzen?

 

IEPT20181026, HR, Syngenta
Belang bij vertrouwelijkheid in geval van exhibitie vereist specifieke onderbouwing. Exhibitievordering ex artikel 843a Rv kan ook bij verzoekschrift worden verzocht. Een gewichtige reden in de zin van art. 843a lid 4 Rv kan bestaan bij handhaving van de vertrouwelijkheid van haar interne besluit- en gedachtevorming, waaronder begrepen de rol daarin van haar eventuele externe adviseurs. Het ligt op de weg van de partij die zich op het bestaan van die gewichtige reden beroept, te stellen en zo nodig aannemelijk te maken, met betrekking tot welke gegevens zij het bestaan van haar belang bij vertrouwelijkheid inroept en, zo nodig, waarin dat belang bestaat. Daarbij dient de opgave zo specifiek te zijn dat de rechter zich een oordeel kan vormen over de gerechtvaardigdheid van het beroep.

 

IEPT20181026, HR, De Gekooide Recherche

Beroep in cassatie verworpen (artikel 81 RO): de in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden.

 

IEPT20181019, HR, ITV v MC&F

Beroep in cassatie verworpen (artikel 81 RO): de in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden.

 

IEPT20181005, HR, Skyscanner v RCC

assatieberoep verworpen (artikel 81 lid 1 RO): de in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden.

 

IEPT20180928, HR, Organik v Dow

Bewijsbeslag: inzage en gedetailleerde beschrijving buiten IE-handhaving. Juiste maatstaf door hof aangelegd bij beslissing tot (gedeeltelijke) toewijzing inzagevordering ex artikel 843a Rv. Geen schending van recht op hoor en wederhoor en eerlijk proces uit artikel 6 EVRM. Terecht geoordeeld dat additioneel verweer Organik – inhoudende dat lijst met 52 bedrijfsgeheimen onrechtmatig is opgesteld met kennis van het productieproces van Organik – na memoriewisseling en pleidooi in strijd met tweeconclusieregel is. De “hoofdzaak” uit artikel 1019c Rv is de procedure waarin vorderingen gebaseerd op de gestelde onrechtmatige inbreuk geldig worden gemaakt, zoals een verbods- of schadeprocedure. Gedetailleerde beschrijving productieprocessen buiten IE-handhaving: HR laat gedetailleerde beschrijving toe in gevallen die voldoende gelijkenis vertonen met gevallen waarop regeling van artikel 1019 e.v. Rv van toepassing is, zoals schending bedrijfsgeheimen, gedetailleerde beschrijving is variant op bewijsbeslag, in Molenbeek-arrest (IEPT20130913) heeft HR geoordeeld dat bewijsbeslag ook in niet-IE-zaken mogelijk is, voorontwerp aanpassing Rv stelt gedetailleerde beschrijving open in alle zaken. Keuze voor gedetailleerde beschrijving moet worden geleid door overwegingen van proportionaliteit en subsidiariteit, voorwaarden uit Molenbeek-arrest moeten in acht worden genomen. Verlof tot laten opstellen gedetailleerde beschrijving geeft geen verdere aanspraken dan het laten opstellen daarvan.

 

IEPT20180921, HR, Albert Heijn Franchising

Geen algemene verplichting franchisegever om in de precontractuele fase “alle informatie en overige gegevens” te verstrekken aan franchisenemer: in Europese Erecode neergelegde afspraken kunnen niet zonder meer worden aangemerkt als ‘in Nederland levende rechtsovertuigingen’ als bedoeld in art. 3:12 BW

 

IEPT20180713, HR, FFF v Levola

Klacht tegen ‘veralgemeniseringsstap’ bij vaststellen begripsmatige overeenstemming tussen woordmerken HEKSENKAAS en WITTE WIEVENKAAS (‘beide zijn immers bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie, hetgeen een zodanig bijzondere categorie wezens/verschijnselen is dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming’) slaagt niet: begripsmatige overeenstemming berust naar haar aard op een meer abstracte notie, zoals een gemeenschappelijke betekenis, gedeelde eigenschap of gemeenschappelijk kenmerk van beide tekens, richtlijnen EUIPO bevestigen juistheid van de ‘veralgemeniseringsstap’. Klacht tegen motivering oordeel dat substantieel deel van het relevante publiek bekend is met de betekenis van het begrip ‘witte wieven' slaagt:  aan stukken die betrekking hebben op de betekenis van een term kunnen zonder nadere toelichting geen gevolgtrekkingen worden verbonden omtrent de mate waarin de kennis van die term en betekenis onder het publiek verspreid is, zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarop het hof zijn oordeel grondt dat ook iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft. 

 

IEPT20180713, HR, FFF v Levola II

Klacht tegen ‘veralgemeniseringsstap’ bij vaststellen begripsmatige overeenstemming tussen HEKSENKAAS woordmerk en WITTE WIEVENKAAS woord-/beeldmerk (‘beide zijn immers bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie, hetgeen een zodanig bijzondere categorie wezens/verschijnselen is dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming’) slaagt niet: begripsmatige overeenstemming berust naar haar aard op een meer abstracte notie, zoals een gemeenschappelijke betekenis, gedeelde eigenschap of gemeenschappelijk kenmerk van beide tekens, richtlijnen EUIPO bevestigen juistheid van de ‘veralgemeniseringsstap’. Klacht tegen motivering oordeel dat substantieel deel van het relevante publiek bekend is met de betekenis van het begrip ‘witte wieven' slaagt: aan stukken die betrekking hebben op de betekenis van een term kunnen zonder nadere toelichting geen gevolgtrekkingen worden verbonden omtrent de mate waarin de kennis van die term en betekenis onder het publiek verspreid is, zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarop het hof zijn oordeel grondt dat ook iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft. 

 

IEPT20180713, HR, FFF v Levola III

Klacht tegen ‘veralgemeniseringsstap’ bij vaststellen begripsmatige overeenstemming tussen HEKSENKAAS woordmerk en WITTE WIEVENKAAS woord-/beeldmerk (‘beide zijn immers bovennatuurlijke magische vrouwelijke verschijningen met een negatieve connotatie, hetgeen een zodanig bijzondere categorie wezens/verschijnselen is dat ook dan sprake is van begripsmatige overeenstemming’) slaagt niet: begripsmatige overeenstemming berust naar haar aard op een meer abstracte notie, zoals een gemeenschappelijke betekenis, gedeelde eigenschap of gemeenschappelijk kenmerk van beide tekens, richtlijnen EUIPO bevestigen juistheid van de ‘veralgemeniseringsstap’. Klacht tegen motivering oordeel dat substantieel deel van het relevante publiek bekend is met de betekenis van het begrip ‘witte wieven' slaagt: aan stukken die betrekking hebben op de betekenis van een term kunnen zonder nadere toelichting geen gevolgtrekkingen worden verbonden omtrent de mate waarin de kennis van die term en betekenis onder het publiek verspreid is, zonder nadere toelichting valt niet in te zien waarop het hof zijn oordeel grondt dat ook iemand die niet bekend is met de beschreven kenmerken die de ‘witte wieven’ in volksverhalen bezitten, op zijn minst zal weten dat de term ‘witte wieven’ verwijst naar fictieve vrouwelijke wezens en dat die term een negatieve connotatie heeft.

 

IEPT20180629, HR, Brein v Ziggo-XS4ALL

Na oordeel Hof van Justitie vernietigt HR het arrest van hof Den Haag van 28 januari 2014 en verwijst het geding naar hof Amsterdam: Hof van Justitie heeft (anders dan het hof Den Haag) geoordeeld dat de beschikbaarstelling en het beheer van online filesharing platform moet worden beschouwd als een  mededeling aan het publiek en TPB pleegt zelf inbreuk. Bewijslast dat een bevel op grond van artikel 26d Aw effectief en evenredig is rust bij Brein: geen grond om andere regel te hanteren dan uit art. 150 Rv voortvloeit.

 

IEPT20180629, HR, Consumentenbond

Cassatieberoep verworpen (artikel 81 lid 1 RO): de in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden.

 

IEPT20180608, HR, Pearson

Geen substantiële investeringen in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van de databank: hof heeft met het creëren van “inhoudelijke waarde” klaarblijkelijk oog op de creatie van de zelfstandige informatieve waarde die leidt tot het ontstaan van een nieuw element en niet op het toevoegen van inhoudelijke waarde aan een reeds bestaand element door opneming in een databank. Geen onjuiste rechtsopvatting dat combinatie van gegevens een zelfstandig element kan opleveren. Door Pearson gestelde investeringen die betrekking hebben op totstandkoming normgegevens terecht buiten beschouwing gelaten.

 

IEPT20180608, HR, Resolution v Shionogi

Uitleg octrooiconclusies. Achter conclusies liggende uitvindingsgedachte (afstandsleer) uit Van Bentum v Kool (IEPT20020329) niet langer het uitgangspunt, maar een gezichtspunt, waardoor hieraan geen zelfstandige betekenis meer toekomt in de zin van een bij de uitleg uit te voeren afzonderlijke toets. Bij vraag of in conclusie opgenomen formulering moet worden opgevat als beperking beschermingsomvang kan betekenis worden toegekend aan antwoord dat de gemiddelde vakman zal geven op de vraag naar het bestaan van een goede grond voor die beperking. Hof heeft octrooiconclusies op door Hoge Raad voorgeschreven wijze uitgelegd en de na weging van de gezichtspunten gegeven uitleg is niet onbegrijpelijk.

 

IEPT20180518, HR, Becton v Braun

Werkzaamheden die verband houden met een zuiver processuele kwestie in IE-zaak vallen ook onder artikel 1019h Rv: artikel 14 Handhavingsrichtlijn heeft ruim toepassingsbereik en uit Diageo/Simiramida lijkt te volgen dat bepaling van toepassing is op alle gerechtskosten die zijn gemaakt in procedure binnen werkingssfeer richtlijn valt,  gelet op dusdanig zwaarder wegende voorargumenten dan de tegenargumenten geen reden om in dit kort geding prejudiciële vragen te stellen, alleen redelijke en evenredige kosten komen voor vergoeding in aanmerking, en ook deze kosten mogen buiten beschouwing worden gelaten voor zover de billijkheid zich ertegen verzet. Kosten cassatieberoep begroot op grond van liquidatietarief, gelet op Wieland v GIA arrest (IEPT20160603).

 

IEPT20180504, HR, Telegraaf v De Staat
HR vernietigt arrest van hof Den Haag van 27 september 2016. De korte verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW is niet op een later tijdstip is gaan lopen omdat Telegraaf pas na het Football Dataco-arrest voldoende zekerheid had dat de schade veroorzaakt was door onrechtmatig handelen door de Staat: het kunnen profiteren van een later bekend geworden inzicht met betrekking tot de juridische situatie ten tijde van het ontstaan van de schade terwijl de aansprakelijke zijn gedrag heeft gericht naar de toen geldende inzichten, zou in strijd zijn met de bescherming die de korte verjaringstermijn beoogt te bieden. De vordering tot vergoeding van schade die Telegraaf heeft geleden door de onjuiste implementatie, is niet verjaard voor zover het betreft de periode van vijf jaar voorafgaand aan aansprakelijkstelling van 21 september 2012: hof heeft miskend dat niet alleen het invoeren, maar ook het in stand houden van onrechtmatige wetgeving een onrechtmatige daad vormt

 

IEPT20180323, HR, Credit Suisse v Jongepier qq

Faillissement licentiegever geeft de curator niet de bevoegdheid om een door de schuldenaar voor het faillissement verrichte prestatie (‘actief’) ongedaan te maken of een voortdurende prestatie voor zover deze bestaat uit een dulden of nalaten, te beëindigen, zoals door intrekking van een verleende licentie. De wet gaat ervan uit dat de ten tijde van de faillietverklaring bestaande duurverplichting blijft doorlopen in het faillissement (Berzona-arrest). Dat […] komt niet in strijd met het fixatiebeginsel, nu het hier gaat om een verplichting die bij het intreden van het faillissement reeds bestaat. Blijvende verschuldigdheid licentievergoedingen uit bestaande licentie bij faillissement licentienemer. Zolang een bestaande licentieovereenkomst nagekomen wordt, kan een vordering op de schuldenaar betreffende periodieke tegenprestatieverplichtingen ter verificatie worden ingediend. Indien voortzetting van de overeenkomst niet in het belang is van de boedel, dient de curator deze dan ook zo spoedig als volgens de betrokken overeenkomst of de wet (waaronder ook de art. 38a-40 Fw) mogelijk is te beëindigen, teneinde de vordering van de wederpartij niet te doen oplopen. Additionele verplichtingen voor gefailleerde uit bestaande licentie. Verifieerbare vorderingen indien niet zij niet het gevolg zijn van een keuzemogelijkheid van de crediteur.

 

IEPT20180202, HR, Goglio v SMQ

Onrechtmatig handelen door [gedaagde 1] door o.a. zonder toestemming een door VRTU opgebouwde database met medewerkers en kandidaten te kopiëren en mee te nemen, medewerkers en kandidaten te benaderen en de database in handen van derden te laten komen. Onrechtmatig handelen [gedaagde  1] kan als onrechtmatig handelen [gedaagden sub 2 tot en met 5] worden aangemerkt: nauwe verwevenheid vennootschappen, die als uitzendbureau opereerden en waarvoor [gedaagde 1] database heeft gekopieerd en meegenomen. Onrechtmatige daad [gedaagde 1] toerekenbaar aan AJW Group B.V. en AJW Technisch Uitzendbureau B.V.: werden ten tijde van onrechtmatig handelen [gedaagde 1] onder meer door [gedaagde 1] bestuurd, onaannemelijk dat andere bestuurders niet wisten van handelen [gedaagde 1]. [gedaagde 1] aansprakelijk voor schade VRTU. Zaak verwezen naar schadestaatprocedure: geleden schade VRTU door openbaar maken bedrijfsgeheime informatie en omzetderving.

 

IEPT20180202, HR, Unilever v Ablynx

Geen verrassingsbeslissing hof door grens licentie te leggen bij producten ten aanzien van specifieke pathogenen: in eerder standpunt Ablynx lag al besloten dat het haar bij medische toepassingen ging om toepassingen met betrekking tot specifieke pathogenen. Hof hoefde gelet op partijdebat stellingen Unilever dat de Hamers-octrooien slechts drie toepassingen openbaren die geen therapeutische werking betreffen en die geen van drieën geschikt zijn voor gebruik in verpakte voedingsproducten niet uitdrukkelijk in motivering te betrekken: oordeel over licentie voldoende begrijpelijk door dit te baseren op de totstandkomingsgeschiedenis van de licentie en de daaraan destijds te ontlenen verwachtingen van partijen.

 

IEPT20180119, HR, DCC v Forax

Geen onjuiste rechtsopvatting dat nog geen sprake is van ‘voorbereidend materiaal’ in de zin van artikel 1 Softwarerichtlijn indien nog een programmeerslag met creatieve stappen nodig is om van het materiaal een computerprogramma te maken. Hof mocht gelet op rapporten deskundigen oordelen dat nog geen sprake was van voorbereidend materiaal dat tot een reproductie van het computerprogramma of dat programma zelf kon leiden en dat stellingen dat dit wel zo was onvoldoende waren onderbouwd: uit stellingen DC c.s. niet af te leiden in hoeverre de functionele specificaties concrete oplossingen bieden voor genoemde programmeervraagstukken. Hof heeft kern verwijten inzake onrechtmatige daad onder oog gezien en hoefde niet op elke stelling uitdrukkelijk in te gaan. Hof moest voor het tot een correctie op de artikel 1019h Rv proceskostenveroordeling overging eerst vaststellen of het totaal van de door Forax opgevoerde kosten juist was.

 

IEPT20180105, HR, Primagaz

In BGH Shell/Walhout (IEPT19931220) ligt besloten dat gebruik van andermans merkverpakking voor eigen waar op één lijn te stellen is met aanbrengen van andermans merk op eigen waar ex artikel 2.20(2), aanhef en onder a BVIE. Vullen gastank zonder toestemming merkhouder is merkenrechtelijk gebruik in de zin van Shell/Walhout. Arresten Viking/Kosan (IEPT20110714) en Winters/Red Bull (IEPT20111215) maken dat niet anders: in Viking/Kosan besloten dat de hervulling van de gasflessen met gas van een ander dan de merkhouder ‘gebruik’ van het merk oplevert (artikel 5 lid 1 aanheft en onder a en lid 3, aanhef en onder a Mrl.), onderhavige zaak onderscheid zich van Winters/Red Bull, doordat eiseres niet slechts technische diensten heeft verleend, maar tank van Primagaz met eigen, soortgelijke waar heeft gevuld en Winters/Red Bull ziet enkel op artikel 5(1) aanhef en onder b Mrl. Nuancering op Shell/Walhout: merkhouder kan zich alleen verzetten tegen dergelijk gebruik indien dat gebruik afbreuk doet (of kan doen) aan de functies van het merk, gezien het arrest Arsenal/Reed (IEPT20021112). Oordeel hof dat sprake is van afbreuk aan merkfunctie Primagaz niet onjuist en niet onbegrijpelijk: eiseres heeft nagevulde gastank niet voorzien van een eigen etiket waardoor het publiek kan denken dat het in de tank aanwezige gas afkomstig is van Primagaz (herkomstfunctie) terwijl Primagaz noch de kwaliteit noch de veiligheid van dat gas kan waarborgen (kwaliteitsfunctie). Geen uitputting: gastank is eigendom gebleven van Primagaz en vertegenwoordigt geen zelfstandige economische waarde in merkenrechtelijke zin. Ook indien wel sprake zou zijn van uitputting zou Primagaz gegronde reden hebben zich tegen gebruik van merk te verzetten.