2017 HvJEU

Print this page

IEPT20171220, HvJEU, Incyte v Szellemi Tulajdon Nemzeti Hivatala

Datum eerste VHB, zoals opgegeven in aanvraag ABC, op basis waarvan duur van ABC is berekend, is niet juist indien de onjuiste datum heeft geleid tot een berekeningswijze van de duur van het ABC die niet strookt met artikel 13(1) Vo ABC Geneesmiddelen, zoals uitgelegd in een later arrest van het HvJEU. Indien sprake is van onjuiste datum van de eerste VHB kan de houder van een ABC op basis van artikel 18 Vo ABC Geneesmiddelen beroep instellen om verlenging van de in het ABC opgegeven duur te verkrijgen zolang het ABC niet is vervallen.

 

IEPT20171220, HvJEU, Schweppes v Red Paralela

Houder nationaal merk kan zich niet verzetten tegen invoer van identieke waren die van hetzelfde merk zijn voorzien uit lidstaat waar dat merk is overgedragen aan een derde indien: die houder actief en bewust het beeld of imago van één enkel globaal merk is blijven versterken en aldus bij het betrokken publiek herkomstverwarring heeft geschapen of versterkt of indien sprake is van economische banden tussen beide partijen in die zin dat zij hun commerciële beleid coördineren of afstemmen teneinde gezamenlijk controle uit te oefenen op het gebruik van het merk, zodat zij de mogelijkheid hebben om direct of indirect de waren te bepalen waarop het merk wordt aangebracht en de kwaliteit ervan te controleren.

 

IEPT20171220, HvJEU, Champagner Sorbet
Gebruik van beschermde oorsprongsbenaming als onderdeel van product dat niet in overeenstemming is met het bij die oorsprongsbenaming horende productdossier maar wel een ingrediënt bevat dat daarmee in overeenstemming is - zoals “Champagner Sorbet” voor ijs met 12% Champagne - op zichzelf niet onrechtmatig: nationale rechter dient aan de hand van de omstandigheden van het geval te beoordelen of onrechtmatig wordt geprofiteerd van de reputatie van die benaming, hiervan is sprake indien het levensmiddel niet als essentieel kenmerk een smaak heeft die hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van dat ingrediënt. 

 

IEPT20171220, HvJEU, Acacia v Audi en Porsche

Reparatieclausule (artikel 110(1) GMoV) niet beperkt tot onderdelen van samengesteld voortbrengsel waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het beschermde model. Reparatieclausule uitsluitend van toepassing op onderdelen van een samengesteld voortbrengsel die uit visueel oogpunt dezelfde kenmerken hebben als de originele onderdelen. Fabrikant of verkoper van onderdelen die zich wil beroepen op reparatieclausule heeft zorgvuldigheidsplicht omtrent naleving voorwaarden voor intreding van die clausule door ‘downstream-gebruikers’.

 

IEPT20171207, HvJEU, Merck Sharp & Dohme

Artikel 3 onder b van de ABC-verordening moet in die zin worden uitgelegd dat een einde- procedure-bericht, opgesteld vóór het vervallen van het basisoctrooi, niet aan een VHB gelijkgesteld kan worden en er op basis van een einde-procedure-bericht geen ABC verkregen kan worden. Het feit dat er op de datum van de aanvraag van een ABC geen VHB is afgegeven is geen gebrek dat overeenkomstig artikel 10 lid 3 ABC-verordening kan worden hersteld.

 

IEPT20171206, HvJEU, Coty v Parfumerie Akzente

Selectief distributiestelsel dat primair tot doel heeft het luxe-imago van producten in stand te houden is verenigbaar met artikel 101 lid 1 VWEU mits de wederverkopers worden gekozen op grond van objectieve criteria van kwalitatieve aard die uniform worden vastgesteld voor alle potentiële wederverkopers, zonder discriminatie worden toegepast en niet verder gaan dan noodzakelijk is. Onder deze voorwaarden is ook contractueel beding dat erkende wederverkopers verbiedt om naar buiten toe kenbaar van platforms van derden voor online verkoop van de contractproducten gebruik te maken niet in strijd met dit artikel: het is aan de verwijzende instantie om te verifiëren of aan de voorwaarden is voldaan. Een dergelijk verbod is bovendien geen beperking van de klantenkring of beperking van de passieve verkoop aan de eindgebruiker in de zin van artikel 4, onder b en c van Vo 330/2010 inzake verticale overeenkomsten.

 

IEPT20171129, HvJEU, VCAST v RTI

Op grond van drie-stappen-toets geen toelaatbare privé-kopieën bij cloud-opslagdienst, die omroepuitzendingen opneemt en ze via internet ter beschikking van zijn klanten stelt, waarbij sprake is van ongeautoriseerde mededelingen aan het publiek. Geheel van dooropname dienst geviseerde personen vormt een “publiek”. Doorgifte originele uitzending vindt plaats op specifieke technische omstandigheden en op andere manier dan doorgifte door opnamedienst. Vermelde uitzendingen zijn verschillende mededelingen aan publiek, waardoor voor elke mededeling toestemming moet worden gegeven.

 

IEPT20171025, HvJEU, Europese Commissie v Raad van Europese Unie

Onderhandelingen over een herziene Overeenkomst van Lissabon over oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen is geen  gedeelde bevoegdheid van de Unie en haar lidstaten, maar exclusieve bevoegdheid van de Unie. Doel besluit ziet op vergemakkelijken en verbeteren handelsverkeer Unie en derde staten. Besluit heeft onmiddellijk effect op internationale handelsverkeer.

 

IEPT20171123, HvJEU, Benjumea Bravo de Laguna v Torras Ferrazzuolo

Nationaal recht toepasselijk op de opeising van een Uniemerk indien de betrokken situatie niet een onder artikel 18 GMeV vallende situatie betreft.

 

IEPT20171019, HvJEU, Raimund v Aigner

Vordering merkinbreuk kan niet worden afgewezen op basis van een absolute nietigheidsgrond zonder dat de reconventionele vordering tot nietigverklaring die op dezelfde nietigheidsgrond is gebaseerd, is toegewezen. Wanneer de reconventionele vordering is toegewezen, maar nog niet definitief is geworden, staat dat de bepalingen van verordening nr. 207/2009 een afwijzing van een vordering vanwege merkinbreuk op basis van een absolute nietigheidsgrond niet in de weg.

 

IEPT20171019, HvJEU, Merck v Merck

Slechts sprake van “dezelfde handelingen” ex artikel 109 lid 1 sub a Uniemerkenverordening indien vorderingen betrekking hebben op vermeende inbreuk op nationaal merk en gelijk Uniemerk op het grondgebied van dezelfde lidstaten. Indien voor rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen inbreukvorderingen worden ingesteld - waarbij de eerste is gebaseerd op een nationaal merk en betrekking heeft op het grondgebied van een lidstaat, en de tweede is gebaseerd op een Uniemerk en betrekking heeft op het gehele grondgebied van de Unie - dient de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht zich onbevoegd te verklaren voor het deel van het geding dat betrekking heeft op het grondgebied van de lidstaat waarop de vordering wegens inbreuk voor de eerst aangezochte rechterlijke instantie ziet.  De laatst aangezochte instantie hoeft zich echter niet onbevoegd te verklaren indien de betrokken vorderingen niet langer het grondgebied van dezelfde lidstaten betreffen of indien de merken niet voor dezelfde waren of diensten gelden.

 

IEPT20171017, HvJEU, Bolagsupplysningen v Svensk Handel

Plaats waar de schade is ingetreden bij publicatie: rechtspersoon kan beroep tot rectificatie van online publicatie, verwijdering reacties en schadevergoeding instellen bij de gerechten van de lidstaat waar zich het centrum van zijn belangen bevindt. Centrum van belangen betreft plaats waar merendeel economische activiteiten worden verricht: plaats van statutaire zetel niet doorslaggevend. Persoon kan geen beroep instellen tot rectificatie en verwijdering reacties bij de gerechten van elke lidstaat op het grondgebied waarvan de informatie toegankelijk is of was: deze vordering is – in tegenstelling tot vordering tot vergoeding schade – niet splitsbaar zodat zij slechts kan worden ingesteld bij een rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de gehele vordering.

 

IEPT20171012, HvJEU, Louboutin v Van Haren

Mondelinge behandeling in ‘zoolmerk’-zaak Louboutin heropend: zaak verwezen naar de Grote Kamer van het Hof nadat deze bij de Negende kamer principiële vragen deed rijzen over het Uniemerkenrecht.

 

IEPT20171011, HvJEU, EUIPO v Cactus

Arresten CIPA v Registrar (IEPT20120619) en Praktiker Bau v Deutsche Patent und Markenamt (IEPT20050707) hebben geen betrekking op oudere merken die voor de datum van die arresten geregistreerd waren. Enkel gebruik van beeldelement van samengesteld merk is "normaal gebruik", indien onderscheidend vermogen van dat merk zoals ingeschreven niet wordt gewijzigd.

 

IEPT20171006, HR, Imation v Thuiskopie

Geen grond voor stellen prejudiciële vragen aan HvJEU: HR kan op grond van uitleg Unierecht en Auteursrechtrichtlijn door HvJEU de prejudiciële vragen beantwoorden. Betalingsplichtige komt het recht toe om terugbetaling van te veel betaalde thuiskopieheffing te vorderen, ongeacht op welke grondslag de vordering berust. Dat betalingsplichtige thuiskopievergoeding kan doorberekenen aan eindgebruiker, waardoor betalingsplichtige geen schade lijdt en wordt verrijkt doet hier niet aan af: vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling is geen rechtsvordering tot vergoeding van schade.

 

IEPT20171005, HvJEU, Hanssen Beleggingen

Artikel 22 punt 4 Brussel 1 Vo inzake de registratie of de geldigheid van een intellectuele-eigendomstitel is niet van toepassing op geschillen over of een persoon terecht als merkhouder is geregistreerd

 

IEPT20170927, HvJEU, Nintendo v BigBen

Rechtbank voor Gemeenschapsmodel kan indien bevoegdheid jegens een eerste verweerder is gebaseerd op artikel 82(1) GModVo en bevoegdheid jegens in andere lidstaat is gevestigde tweede verweerder is gebaseerd op artikel 6 Brussel 1 Vo en 79(1) GModVo, omdat deze tweede verweerder producten vervaardigt en levert aan de eerste verweerder, maatregelen gelasten op grond van artikel 88(1) en 89(2) GModVo die ook betrekking hebben op gedragingen van de tweede verweerder die geen verband houden met deze toeleveringsketen en die gelden voor de gehele Unie. Begrip “land waar de inbreuk is gepleegd” uit artikel 8(2) Rome II Vo ziet op land van de plaats waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Indien eenzelfde verweerder verschillende inbreukmakende handelingen worden verweten die in verschillende lidstaten zijn verricht, dient voor de vaststelling van de schadebrengende gebeurtenis niet aan elke verweten inbreukmakende handeling worden gerefereerd, maar moet het gedrag van die verweerder in zijn totaliteit worden beoordeeld om de plaats van de oorspronkelijke inbreukmakende handeling die ten grondslag ligt aan het verweten gedrag dat door die verweerder is verricht of dreigt te worden verricht vast te stellen. Zonder toestemming modelhouder gebruik maken van afbeeldingen van producten die overeenstemmen met een gemeenschapsmodel in kader van de rechtmatige verkoop van accessoires voor specifieke producten van de modelhouder om het gezamenlijke gebruik van deze accessoires en de specifieke producten van de modelhouder uit te leggen en te tonen betreft toegestane “reproductie ter illustratie” ex artikel 20(1) onder c GModVo, voor zover aan cumulatieve voorwaarden van die bepalingen is voldaan, hetgeen de nationale rechter dient na te gaan.

 

IEPT20170921, HvJEU, Easy Sanitary Solutions en EUIPO v Nivelles

Onjuiste rechtsopvatting Gerecht door van EUIPO te verlangen bij beoordeling nieuwheid model zelf verschillende onderdelen van een ouder model met elkaar te combineren: staat aan verzoeker in nietigheidsprocedure om volledige afbeelding oudere model over te leggen, een eventuele reconstructie zal bovendien onvolkomenheden vertonen. Terecht geoordeeld dat “betrokken sector” uit art. 7(1) GMoV niet is beperkt tot die van het voortbrengsel waarin het betwiste model zal worden verwerkt of toegepast. Blijk van onjuiste rechtsopvatting Gerecht door eis dat geïnformeerde gebruiker van het betwiste model bekend is met voortbrengsel waarin het oudere model is verwerkt of toegepast: dit zou extra voorwaarde opleveren die noch uit de letter noch uit de geest van de GMoV blijkt.

 

IEPT20170920, HvJEU, The Tea Board v EUIPO

Wezenlijke functie collectief Uniemerk: onderscheiden van waren of diensten van de leden van de vereniging van de merkhouder van die van andere ondernemingen, en niet deze waren te onderscheiden op basis van de geografische oorsprong ervan. Als conflicterende tekens enerzijds collectieve merken en anderzijds individuele merken zijn is de mogelijkheid dat het publiek kan aannemen dat waren en diensten betrekking hebben op zelfde plaats van herkomst geen relevante factor om aan te tonen dat waren het zelfde zijn of soortgelijk.

 

IEPT20170914, HvJEU, EUIPO v IVDP

Geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting door beginselen die het HvJ heeft geformuleerd inzake uniformiteit en exclusiviteit beschermingsregeling Vo. 510/2006 toe te passen op de regeling uit Vo. 1234/2007: doelstellingen en kenmerken zijn vergelijkbaar. Wel blijk van onjuiste rechtsopvatting door oordeel dat bescherming voor beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen uit Vo. 1234/2007 kan worden aangevuld door toepasselijk nationaal recht dat aanvullende bescherming biedt. Geen onjuiste rechtsopvatting door oordeel dat merk PORT CHARLOTTE geen gebruik van de oorsprongsbenaming “Porto” of “Port” inhoudt en dat de gemiddelde consument het merk niet zal associëren met portwijn met de betrokken oorsprongsbenaming.

 

IEPT20170720, HvJEU, Ornua v Tindale
Uit feit dat Uniemerk en nationaal merk in deel van de Unie vreedzaam co-existeren kan niet worden afgeleid dat in ander deel van de Unie waar dit Uniemerk en het aan dit nationale merk gelijke teken niet vreedzaam co-existeren, geen gevaar voor verwarringsgevaar bestaat. Rechtbank voor het Uniemerk mag een deel van de Unie waar de vordering geen betrekking op heeft in oordeel over merkinbreuk betrekken mits marktomstandigheden en socioculturele omstandigheden in die beide delen van de Unie onderling niet duidelijk verschillen. Uit feit dat Uniemerk en teken in deel van de Unie vreedzaam co-existeren kan niet worden afgeleid dat in ander deel van de Unie waar deze niet vreedzaam co-existeren, een geldige reden bestaat die het gebruik van het teken rechtvaardigt.

IEPT20170706, HvJEU, Moreno Marin v Abadia Retuerta
Een merk als LA MILLA DE ORO - dat verwijst naar de kenmerkende eigenschap van een waar of dienst, erin bestaande dat die waar of dienst, met een hoge waarde en kwaliteit, in overvloed op dezelfde plaats wordt aangetroffen- kan niet worden aangemerkt als geografische herkomstaanduiding. Een geografische herkomstaanduiding moet vergezeld gaan van een naam die een geografische plaats aanduidt, zodat een fysieke plaats kan worden geïdentificeerd. De locatie waar een waar of dienst overvloedig aanwezig is en van hoge waarde en kwaliteit is, zoals een merk LA MILLA DE ORO, hoeft niet binnen de kenmerkende eigenschappen te vallen waarvan het gebruik als merk een grond voor nietigheid is, zoals genoemd in artikel 3 lid 1 onder c van RL 2008/95.

IEPT20170614, HvJEU, VSW v TofuTown

Zuiver plantaardige producten mogen niet worden afgezet onder benamingen zoals “melk” en andere door Vo 1308/2013 uitsluitend aan zuivelproducten voorbehouden benamingen, zelfs wanneer deze benamingen worden vervolledigd door verduidelijkende of beschrijvende aanvullingen die wijzen op de plantaardige oorsprong van het betrokken product, tenzij het product op een lijst met uitzonderingen bij besluit 2010/791/EU is vermeld.

IEPT20170614, HvJEU, Brein v Ziggo-XS4ALL
Beschikbaar stellen en beheer, op internet, van een platform als The Pirate Bay voor de uitwisseling van bestanden dat, door indexering van beschermde werken en verstrekking van een zoekmotor, gebruikers in staat stelt deze werken te vinden en deze in het kader van een P2P-netwerk te delen is een “mededeling aan het publiek”. Nieuw publiek: beheerders The Pirate Bay weten dat platform toegang geeft tot werken die zonder toestemming van de rechthebbenden zijn gepubliceerd. Platform als The Pirate Bay heeft winstoogmerk.

IEPT20170608, HvJEU, WF Gozze Frottierweberei v Verein Bremer Baumwollborse
Gebruik individueel Uniemerk als keurmerk is geen normaal gebruik. Wel normaal gebruik betreft het gebruik van dat merk als daardoor de consument de waarborg wordt geboden dat de betrokken waren afkomstig zijn van dezelfde onderneming en dat deze waren zijn vervaardigd onder de controle van deze onderneming die kan worden geacht in te staan voor de kwaliteit daarvan. Een individueel merk  kan op grond van artikel 52, lid 1, onder a), en artikel 7, lid 1, onder g) 207/2009, niet nietig worden verklaard als de merkhouder niet regelmatig kwaliteitscontroles uitvoert bij zijn licentienemers. Een merk kan nietig verklaard worden als de inschrijving als zodanig misleidend is. De bepalingen van 207/2009 betreffende de collectieve Uniemerken kunnen niet mutatis mutandis worden toegepast op de individuele Uniemerken.

 

IEPT20170608, HvJEU, Schniga v CPVO

Blijk van onjuiste rechtsopvatting door oordeel dat art. 23 lid 1 uitvoeringsverordening de voorzitter van het CPVO niet machtigt om na afloop van technisch onderzoek een nieuwe eigenschap voor ras toe te voegen: aanvraag voor communautair kwekersrecht kan niet slechts op grond van ontbreken bepalende eigenschap in technische vragenlijst of relevante testrichtsnoeren en protocollen worden afgewezen, geen beperkingen met betrekking tot tijdstip toevoeging nieuwe eigenschap, geen schending rechtszekerheidsbeginsel.

IEPT20170518, HvJEU, Hummel v Nike
Een in een lidstaat gevestigde juridisch onafhankelijke dochtervennootschap van een niet in EU gezetelde moedermaatschappij is een “vestiging” van deze moedermaatschappij (artikel 97(1) UmeV), wanneer deze dochter een centrum van werkzaamheid is dat, in de lidstaat waar zij is gelegen, beschikt over een vorm van werkelijke en stabiele aanwezigheid van waaruit een bedrijfsactiviteit wordt verricht, en zich naar buiten duurzaam manifesteert als het verlengstuk van de moedermaatschappij.

 

IEPT20170517, HvJEU, EUIPO v Deluxe Entertainment

Gerecht EU  heeft  blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te stellen dat de in de inschrijvingsaanvraag van het merk 'Deluxe' vermelde waren en diensten dermate van elkaar verschillen wat de aard, kenmerken, bestemming en verkoopwijze dat ze geen homogene categorie kunnen vormen waarvoor kamer van beroep een globale motivering kan hanteren in het kader van de absolute weigeringsgronden: voorbijgegaan aan de mogelijkheid dat alle betrokken waren en diensten, ondanks hun verschillen, een gemeenschappelijk kenmerk konden hebben dat indeling in een groep kon rechtvaardigen.


IEPT20170516, HvJEU, Advies Vrijhandelsovereenkomst EU en Singapore

Vrijhandelsovereenkomst tussen EU en Singapore valt niet geheel onder exclusieve bevoegdheid Unie.


IEPT20170511, HvJEU, Yoshida v EUIPO
Dat een teken sier- of fantasie-elementen bevat, sluit de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 7(1) onder e), ii) UMeV (vorm of ander kenmerk noodzakelijk voor technische uitkomst) niet uit, voor zover deze elementen geen belangrijke rol spelen in de vorm van de betrokken waar waarvan alle wezenlijke kenmerken aan een technische functie moeten beantwoorden. Onderscheidend vermogen van een teken kan niet de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 7(1) onder e), ii) UMeV beletten.

IEPT20170426, HvJEU, Brein v Filmspeler

Verkoop mediaspeler waarop add-ons zijn geïnstalleerd met hyperlinks naar ongeautoriseerde content c.q. content waarvoor de auteursrechthebbenden geen toestemming hebben verleend, vormt ‘mededeling aan het publiek’: levering vormt ‘handeling bestaande in een mededeling’ en niet slechts loutere beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten, ‘mededeling aan het publiek’ door met winstoogmerk toegang te bieden tot ongeautoriseerde content. Tijdelijke reproductie van een auteursrechtelijk beschermd werk op een mediaspeler bij streamen ongeautoriseerde content niet uitgezonderd van reproductierecht: niet voldaan aan in art. 5 richtlijn 2001/29 gestelde voorwaarden, aangezien de handelingen afbreuk kunnen doen aan de normale exploitatie en de wettige belangen van de rechthebbende kunnen schaden.

 

IEPT20170405, HvJEU, EUIPO en Forge de Laguiole v Szajner
Nietigverklaring Uniemerk op basis van krachtens nationaal recht verkregen ouder (handelsnaam)recht. Uitleg en toepassing nationaal recht: Gerecht moet bij de beoordeling van de naar nationaal recht geboden bescherming een nationale rechtsregel toepassen zoals die op het moment van zijn beslissing door de nationale rechters wordt uitgelegd. Bescherming handelsnaam naar Frans recht:  Arrest Cour de Cassation van 10 juli 2012 verwijst naar de daadwerkelijk door de betrokken onderneming uitgeoefende activiteiten. Geen sprake van onjuiste rechtsopvatting Gerecht bij het afbakenen sectoren waarbinnen Forge de Laguiole actief was om de beschermingsomvang oudere handelsnaam FORGE DE LAGUIOLE te bepalen: Gerecht heeft geenszins één op één eigen rechtspraak met betrekking tot beschermingsomvang merken toegepast op beschermingsomvang handelsnaam. Uit bestreden arrest blijkt duidelijk dat Gerecht rekening heeft gehouden met de aard van de betrokken waren, de bestemming en het gebruik ervan, de betrokken clientèle en de distributiewijze.


IEPT20170316, HvJEU, AKM v Zurs
Voor volledige en onveranderde doorgifte van omroepuitzendingen van de nationale omroeporganisatie, door middel van kabels die op het nationale grondgebied liggen, hoeft geen toestemming van de auteur te worden verkregen,mits de doorgifte een louter technisch communicatiemiddel vormt en daarmee door de auteur van het werk rekening is gehouden bij de oorspronkelijke toestemming tot mededeling ervan. Artikel 5(1) Auteursrechtrichtlijn verzet zich tegen een nationale regeling op grond waarvan voor een omroepuitzending via een gemeenschappelijke antenne-installatie de toestemming van de auteur niet hoeft te worden verkregen wanneer bij de installatie niet meer dan 500 abonnees zijn aangesloten.

IEPT20170309, HvJEU, GE Healthcare v Hauptzollamt Dusseldorf
Artikel 32 lid 1 onder c douanewetboek verlangt enerzijds niet dat het bedrag aan royalty’s wordt vastgesteld wanneer de overeenkomst wordt gesloten of wanneer de douaneschuld ontstaat, om deze royalty’s aan te kunnen merken wanneer de waarde moet worden bepaald. Anderzijds heeft het artikel betrekking op de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, ook al zijn de royalty’s gedeeltelijk betrekking op de ingevoerde goederen. Royalty’s vormen “een voorwaarde voor de verkoop” wanneer - binnen eenzelfde groep van ondernemingen - de betaling van deze royalty’s wordt verlangd door een onderneming die verbonden is met zowel de koper als verkoper en de betaling ten behoeve van de verkopende partij wordt verricht, in de zin van artikel 32, lid 1, onder c) van het douanewetboek en artikel 160 van verordening nr. 2454/93. De aanpassings- en de toebedelingsmaatregeen van de artikelen 32 lid 1 onder c en 158 lid Vo nr. 2452/93 kunnen ook worden toegepast wanneer de douanewaarde van de betrokken goederen aan de hand van de subsidiaire methode van artikel 31 van het douanewetboek is vastgesteld.

IEPT20170301, HvJEU, ITV v TVCatchup
Nationaal voorschrift dat stelt dat geen sprake is van auteursrechtinbreuk bij rechtstreekse wederdoorgifte per kabel, daaronder begrepen in voorkomend geval via internet, van werken die worden uitgezonden op televisiezenders waarop openbaredienstverplichtingen rusten en in het gebied van de oorspronkelijke uitzending is in strijd met artikel 9 Auteursrechtrichtlijn.

IEPT20170216, HvJEU, VGR v Hettegger Hotel Edelweiss
Uitsluitende recht van omroeporganisaties beperkt tot mededelingen aan het publiek op plaatsen die tegen betaling van een toegangsprijs voor het publiek toegankelijk zijn. Mededeling van televisie  en radio-uitzendingen door middel van in hotelkamers aanwezige televisietoestellen vormt geen dergelijke mededeling.

 

IEPT20170216, HvJEU, Brandconcern v Scooters India

Geen onjuiste rechtsopvatting GEU door Scooters India bescherming toe te kennen voor alle in de alfabetische lijst van klasse 12 vermelde waren: de regel uit het arrest CIPA v Registrar, (IEPT20120619) strekkende tot  toelichting van de inschrijvingsaanvraag, is niet van toepassing op merkinschrijvingen van vóór dat arrest.

IEPT20170214, HvJEU, Advies Verdrag van Marrakesh

De sluiting van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie omdat alle in het Verdrag van Marrakesh neergelegde verplichtingen behoren tot een gebied dat reeds grotendeels door gemeenschappelijke regels van de Unie wordt bestreken en de sluiting van dat verdrag die regels kan aantasten of de strekking ervan kan wijzigen. Geen specifieke band met internationale uitwisseling die ziet op handelsaspecten van intellectuele eigendom aangenomen voor de regels van het Verdrag van Marrakesh waarbij een beperking van of uitzondering op het reproductierecht, het distributierecht en het recht van terbeschikkingstelling aan het publiek wordt ingevoerd, wel voor de regels over de uitvoer en invoer van exemplaren in toegankelijke vorm. Sluiting van Verdrag van Marrakesh behoort niet tot gemeenschappelijke handelspolitiek (artikel 207 VWEU) omdat de uitwisselingen die door het Verdrag van Marrakesh in het vooruitzicht worden gesteld, gelet op hun kenmerken, niet kunnen worden gelijkgesteld aan internationale uitwisselingen met handelsoogmerk.

 

 

IEPT20170208, HvJEU, Carrefour v ITM

Laagste Prijsgarantie. Vergelijkende reclame ongeoorloofd, indien de winkels behoren tot bedrijven die elk een reeks winkels van verschillende omvang en type bezitten en de adverteerder prijzen uit winkels van grotere omvang of een groter type vergelijkt met prijzen uit winkels van een kleinere omvang of een kleiner type van de concurrerende ketens, tenzij consument in de reclameboodschap zelf duidelijk op de hoogte wordt gebracht van dat het een vergelijking tussen prijzen uit winkels van verschillende omvang of een verschillend type betreft. Verwijzende rechter moet verifiëren of in het hoofdgeding de betrokken reclameboodschap niet voldoet aan het vereiste van objectiviteit van de vergelijking en/of misleidend van aard is  rekening houdend met de normaal  geïnformeerde en redelijk oplettende en bedachtzame gemiddelde consument  en  met de gegevens die in die reclameboodschap zelf worden verstrekt.


IEPT20170125, HvJEU, Stowarzyszenie

Nationale regeling volgens welke rechthebbende hetzij vergoeding van de door hem geleden schade kan vorderen rekening houdend met alle passende aspecten van het concrete geval, hetzij – zonder dat hij de feitelijke schade hoeft aan te tonen – betaling kan vorderen van tweemaal de hypothetische royalty’s is niet in strijd met artikel 13 Handhavingsrichtlijn.

 

IEPT20170118, HvJEU, New Wave v Alltoys

Artikel 8(1) Handhavingsrichtlijn (recht op informatie) van toepassing indien na definitieve beëindiging van een gerechtelijke procedure, waarin is geoordeeld dat inbreuk op een IE-recht wordt gemaakt, in een afzonderlijke gerechtelijke procedure om informatie omtrent herkomst en de distributiekanalen van de goederen of diensten waarmee op dat recht inbreuk wordt gemaakt wordt verzocht.