2018 HvJEU

Print this page

IEPT20181219, HvJEU, Schwarzwalder Schinken

Vereiste dat een door een beschermde geografische aanduiding beschermd product in zijn geografisch productiegebied wordt verpakt, is gerechtvaardigd ex artikel 4(2)(e) Vo bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, indien dit een noodzakelijke en evenredige voorwaarde is voor het behoud van de kwaliteit van het product, het waarborgen van de oorsprong ervan of het verzekeren van de controle van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding. Nationale rechter moet beoordelen of dit vereiste naar behoren is gerechtvaardigd door een van deze doelstellingen met betrekking tot de beschermde geografische aanduiding "Schwarzwälder Schinken".

 

IEPT20181219, HvJEU, Syed

Distributierecht uit artikel 4 lid 1 Arl. kan op afstand van winkel opslaan van goederen omvatten: een aan de totstandkoming van de verkoop van een auteursrechtelijk beschermd werk of een kopie ervan voorafgaande handeling met het doel om een dergelijk object te verkopen kan een inbreuk vormen op het distributierecht, dan dient echter wel te worden bewezen dat de betrokken goederen daadwerkelijk bestemd zijn om in de Unie zonder de toestemming van de rechthebbende te worden gedistribueerd, uit de enkele vaststelling dat de opgeslagen goederen en de in een winkel verkochte goederen identiek zijn kan niet worden afgeleid dat dit het geval is, aangaande de bestemming van de goederen moet rekening gehouden worden met alle relevante aanwijzingen, waaronder de afstand tussen de opslagplaats en de verkoopplaats, de regelmatige bevoorrading van de winkel met goederen uit de betrokken magazijnen, boekhoudkundige gegevens, het aantal verkopen en bestellingen in verhouding tot het aantal opgeslagen goederen en de lopende verkoopovereenkomsten.

 

IEPT20181206, HvJEU, Portugal Ramos Vinhos v Adega

De inschrijving van het Portugese nationale merk adegaborba.pt moet worden geweigerd op grond van artikel 3 lid 1 onder c van richtlijn 2008/95/EG betreffende merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding kenmerken van de waren of diensten: artikel streeft doel van algemeen belang na dat beschrijvende aanduidingen vrij moeten kunnen worden gebruikt, in het artikel genoemde kenmerken niet uitputtend, de term ‘adega’ - waarmee in het Portugees de installatie wordt aangeduid waarin de wijn wordt vervaardigd en opgeslagen - is beschrijvend nu het verwijst naar een kenmerk van het product, de combinatie van een beschrijvende term en een geografische naam - zoals ’Barba’ - heeft een beschrijvend karakter, dat een term deel uitmaakt van de handelsnaam van een rechtspersoon is niet relevant voor het onderzoek van het beschrijvende karakter van die term.

 

IEPT20181113, HvJEU, Levola v Smilde

De smaak van een voedingsmiddel niet kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk: het begrip werk impliceert noodzakelijkerwijs een uitdrukkingsvorm van het voorwerp van bescherming waardoor dit voorwerp voldoende nauwkeurig en objectief kan worden geïdentificeerd, de identificatie van de smaak van een voedingsmiddel berust echter hoofdzakelijk op subjectieve en variabele smaakbeleving en smaakervaring, het is volgens de huidige stand van de wetenschap bovendien niet mogelijk om met technische middelen de smaak van een voedingsmiddel nauwkeurig en objectief te identificeren.

 

IPPT20181025, CJEU, Enercon

Appeal against the General Court’s decision that the Board of Appeal was fully entitled to find that the contested mark for wind energy converters was devoid of any distinctive character dismissed: General Court was fully entitled to take the view that the distinctive character of the mark had to be assessed according to the category of mark chosen in the application; a colour mark, since the appellant referred for the first time at the hearing before the General Court to content that allegedly highlighted the fact that the contested mark had been registered as a figurative mark, this evidence is inadmissible, it is for neither EUIPO nor the General Court to reclassify the category chosen for a mark.

 

IEPT20180913, HvJEU, Birkenstock v EUIPO

Gerecht heeft terecht geoordeeld dat rechtspraak inzake vormmerken die samenvallen met de verschijningsvorm van de waar zelf - die alleen onderscheidend vermogen hebben indien deze op significante wijze afwijken van de norm of van wat gangbaar is in de betrokken sector - van toepassing is op het door Birkenstock aangevraagde tweedimensionale oppervlaktepatroon dat samenvalt met de verschijningsvorm van de betrokken waren: deze rechtspraak is ook van toepassing wanneer het aangevraagde merk bestaat uit een patroon dat is toegepast op (een deel van) het oppervlak van de waar, gelet op intrinsieke kenmerken – een reeks elementen die op regelmatige wijze worden herhaald – is waarschijnlijk dat het teken wordt gebruikt als oppervlaktepatroon en dus samenvalt met de verschijningsvorm van de betrokken waren.

 

IEPT20180906, HvJEU, Bundesverband Souvenir v EUIPO

Benaming “Neuschwanstein” uit Uniewoordmerk “NEUSCHWANSTEIN” niet beschrijvend voor kwaliteit of wezenlijk kenmerk waren en diensten: geen Nice warenklasse voor “souvenirartikelen”, sprake van gangbare consumptiegoederen en alledaagse diensten, functie als souvenir geen objectief kenmerk van de waar, dat betrokken consumptiegoederen souvenirs worden enkel en alleen doordat benaming “Neuschwanstein” erop wordt aangebracht vormt op zich geen wezenlijk kenmerk dat die waren beschrijft. Benaming “Neuschwanstein” niet beschrijvend voor plaats van herkomst waren en diensten: kasteel van Neuschwanstein staat niet bekend om souvenirartikelen of aangeboden diensten, niet gebleken dat merk wordt gebruikt voor verkoop specifieke souvenirs of het aanbieden van bijzondere diensten waarvoor het traditioneel bekend is, niet alle door het merk aangeduide waren en diensten worden direct op de site van het kasteel aangeboden, hierdoor zal benaming “Neuschwanstein” in ogen van relevante publiek niet een beschrijving vormen van een kwaliteit of wezenlijk kenmerk van de door het litigieuze merk aangeduide waren en diensten. Gerecht heeft oordeel over bestaan van onderscheidend vermogen voldoende gemotiveerd door te stellen dat het loutere aanbrengen van dat merk op de betrokken waren en diensten het relevante publiek in staat stelt, deze te onderscheiden van de op andere commerciële of toeristische plaatsen verkochte waren of verrichte diensten. Gerecht mocht oordelen dat geen sprake was van inschrijving te kwade trouw. Uit Lindt & Sprüngli-arrest (IEPT20090611) vloeit niet voort dat beoordeling kwade trouw noodzakelijkerwijs moet berusten op middelen die zijn aangewend om een legitiem doel te bereiken.

 

IEPT20180807, HvJEU, Land Nordrhein-Westfalen v Renckhoff

Uploaden foto die eerder volgens dezelfde technische werkwijze, zonder beperkingen en met toestemming van de auteursrechthebbende op een andere website is gepubliceerd valt onder het begrip “mededeling aan het publiek”: sprake van “handeling bestaande in een mededeling” nu een dergelijke plaatsing het bezoekers van de website waarop de foto is geplaatst mogelijk maakt om op deze website toegang te verkrijgen tot die foto, sprake van mededeling aan een “publiek” nu deze zich richt tot alle mogelijke gebruikers van de website waarop de foto is geplaatst , sprake van nieuw publiek nu het publiek dat door de auteursrechthebbende in aanmerking werd genomen toen hij toestemming verleende voor de oorspronkelijke mededeling enkel uit de gebruikers van die website bestond, andersluidende rechtspraak over linken niet van toepassing.

 

IEPT20180807, HvJEU, SNB-REACT v Deepak Mehta

Lidstaten ex artikel 4, onder c) Handhavingsrichtlijn verplicht om een instantie voor de collectieve vertegenwoordiging van merkhouders de bevoegdheid te verlenen om in eigen naam te verzoeken om de toepassing van de in de Handhavingsrichtlijn vastgestelde rechtsmiddelen en om zich in eigen naam tot de rechter te wenden, mits deze instantie naar nationaal recht wordt geacht een rechtstreeks belang te hebben bij de vrijwaring van deze rechten en zich daartoe tot de rechter kan wenden, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan. In artikel 12-14 Richtlijn betreffende elektronische handel vastgestelde aansprakelijkheidsbeperkingen gelden voor dienstverlener die IP‑adressen verhuurt en registreert waardoor domeinnamen anoniem kunnen worden gebruikt, mits deze dienst onder een van de in deze artikelen bedoelde categorieën van diensten valt en aan alle overeenstemmende voorwaarden voldoet, voor zover de activiteit van een dergelijke dienstverlener een louter technisch, automatisch en passief karakter heeft, hetgeen impliceert dat hij kennis van noch controle heeft over de door zijn klanten doorgegeven of opgeslagen informatie en geen actieve rol speelt door zijn klanten in staat te stellen hun online verkoopactiviteit te optimaliseren, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

 

IEPT20180725, HvJEU, KitKat

Kamer van beroep EUIPO mocht niet oordelen dat vormmerk KitKat - dat niet in de gehele Unie intrinsiek onderscheidend vermogen heeft - is ingeburgerd, zonder zich uit te spreken over inburgering in België, Ierland, Griekenland en Portugal: weliswaar niet noodzakelijk dat voor elke lidstaat apart bewijs wordt geleverd, met de aangevoerde bewijzen moet inburgering wel in alle lidstaten van de Unie aangetoond kunnen worden, hierbij kunnen bepaalde bewijzen relevant zijn voor meerdere landen of zelfs de hele Unie.

 

IEPT20180725, HvJEU, Mitsubishi v Duma

Merkhouder kan zich er op grond van artikel 5 Merkenrichtlijn een 9 Merkenverordening tegen verzetten dat een derde zonder zijn toestemming alle aan dat merk gelijke tekens verwijdert en andere tekens aanbrengt op onder douane-entrepot geplaatste waren met het oog op de invoer of het in de handel brengen ervan in de EER waar die waren nooit eerder werden verhandeld: door handelswijze als in het hoofdgeding wordt merkhouder het wezenlijke recht ontzegd de eerste verhandeling van de van dat merk voorziene waren in de EER te controleren, aantasting herkomstaanduidingsfunctie, aantasting investerings- en reclamefunctie, handelswijze in strijd met onvervalste mededinging.

 

IEPT20180725, HvJEU, Teva v Gilead

Product dat is samengesteld uit meerdere werkzame stoffen met een gecombineerd effect wordt “beschermd door een van kracht zijnd basisoctrooi” in de zin van artikel 3, onder a) Vo ABC Geneesmiddelen wanneer de conclusies van het basisoctrooi noodzakelijkerwijs en specifiek betrekking hebben op de combinatie van de werkzame stoffen waaruit het product bestaat, zelfs indien die combinatie niet uitdrukkelijk is vermeld in deze conclusies. Hiervoor is vereist dat uit oogpunt vakman en op basis van stand van techniek op datum van indiening of prioriteitsdatum van basisoctrooi: (1) de combinatie werkzame stoffen in licht van de beschrijving en de tekeningen noodzakelijkerwijs valt onder de uitvinding waarvoor het octrooi geldt, en (2) elk van deze werkzame stoffen specifiek kan worden geïdentificeerd in het licht van alle door het octrooi bekendgemaakte gegevens.

 

IEPT20180705, HvJEU, Jägermeister v EUIPO

Afbeelding van model waarvoor om inschrijving wordt verzocht moet het ex artikel 36(1) Gemeenschapsmodellenverordening mogelijk maken om dat model duidelijk te identificeren.

 

IEPT20180628, HvJEU, EUIPO v Puma

Terecht geoordeeld dat kamer van beroep EUIPO haar motiveringsplicht niet is nagekomen: ten onrechte niet ingegaan op eerdere EUIPO-beslissingen waarin bekendheid Puma was aangenomen onder de enkele stelling dat moet worden beslist op grond van de verordening zoals uitgelegd door de Unierechter en niet op grond van eerdere beslissingspraktijk EUIPO of nationale bureaus. Indien motiveringsplicht niet kon worden nakomen omdat kamer van beroep niet beschikte over de bewijzen die in de eerdere procedures waren overgelegd had gebruik moeten worden gemaakt van bevoegdheid om de overlegging van die bewijzen te verzoeken.

 

IEPT20180621, HvJEU, Pfizer v Orifarm

Houder van een ABC dat in een andere lidstaat dan de nieuwe lidstaten is afgegeven kan zich met specifieke mechanismen verzetten tegen parallelinvoer van een medicijn uit deze nieuwe lidstaten indien de rechtsstelsels van deze laatste staten op de datum van de aanvraag van het basisoctrooi geen vergelijkbare bescherming boden, zodat de houder geen mogelijkheid had om in de staten van uitvoer een vergelijkbaar octrooi en een ABC te verkrijgen. Specifieke mechanismen van toepassing op de verlenging uit artikel 36 (1), van verordening betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik (1901/2006).

 

IEPT20180612, HvJEU, Louboutin v Van Haren

Een op de zool van een hooggehakte schoen aangebrachte kleur, is geen nietig merk op basis van artikel 3 lid 1 sub e Merkenrichtlijn 2008: een dergelijk teken bestaat niet uitsluitend uit de “vorm” in de zin van deze bepaling.

 

IEPT20180607, HvJEU, Scotch Whisky Association

Voor vaststelling van “indirect commercieel gebruik” van een beschermde geografische aanduiding is vereist dat het litigieuze bestanddeel identiek of vergelijkbaar is aan deze aanduiding: volstaat niet als bestanddeel associatie met de geografische aanduiding oproept. Voor vaststelling van een “voorstelling” van een beschermde geografische aanduiding is vereist dat het artikel waarvoor de beschermde geografische aanduiding geldt, als referentiebeeld voor de geest zal komen bij het zien van de litigieuze benaming: hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met context en feit dat bestanddeel vergezeld gaat van vermelding van de werkelijke oorsprong van het product. Bij vaststelling “onjuiste of misleidende vermelding” hoeft eveneens geen rekening hoeft te worden gehouden met de context.

 

IEPT20180605, HvJEU, Wirtschaftsakademie Schleswig-Holstein

Beheerder fanpagina op Facebook is (mede) verantwoordelijk voor verwerking persoonsgegevens: gebruik platform ontslaat beheerder niet van naleving verplichtingen. Wanneer een buiten de Unie gevestigde onderneming vestigingen in verschillende lidstaten heeft, is toezichthoudende autoriteit van een lidstaat bevoegd ten aanzien vestiging in die lidstaat ook als exclusieve verantwoordelijkheid voor verwerking persoonsgegevens elders berust. Autoriteit die voornemens is bevoegdheid uit te oefenen ten aanzien van een lichaam dat gevestigd is op het grondgebied van deze lidstaat wegens inbreuken die zijn begaan door verantwoordelijke voor verwerking die elders gevestigd is, is bevoegd wettigheid verwerking autonoom te beoordelen en bevoegdheid ten aanzien van op haar grondgebied gevestigde onderneming uitoefenen zonder om eerst de toezichthoudende autoriteit van de andere lidstaat te verzoeken op te treden.

 

IEPT20180530, HvJEU, L'Oréal

HvJEU verwijst de vijf L’Oréal-zaken met betrekking tot de ‘Master’-merken terug naar het Gerecht: Gerecht heeft de feiten en het betoog van L’Oréal onjuist opgevat en artikel 8, lid 1, onder b), van de Uniemerkenverordening geschonden. Oordeel Gerecht dat het meest onderscheidend vermogen van het merk het element “Masters” is, is dubbelzinnig en onvolledig, motivering ontbreekt en wordt niet onderbouwd door jurisprudentie. Voorts heeft het Gerecht onvoldoende gemotiveerd waarom zij een vergelijking van alle onderscheidende kenmerken van de conflicterende merken buiten beschouwing heeft gelaten bij haar onderzoek naar het verwarringsgevaar.

 

IEPT20180530, HvJEU, Tsujimoto v EUIPO

GEU kon op goede gronden oordelen dat aangevraagde woordmerken KENZO ESTATE overeenstemden met oudere woordmerk KENZO: aangevraagde woordmerk bevat oudere merk + element zonder onderscheidend vermogen. Gebruik voornaam rekwirant (Kenzo Tsujimoto) aangevraagde merk geen geldige reden: afweging betrokken belangen mag geen afbreuk doen aan herkomstfunctie.

 

IEPT20180517, HvJEU, Junek v Lohman & Rauscher

Merkhouder kan zich niet verzetten tegen parallelimport van medisch hulpmiddel in oorspronkelijke binnen- en buitenverpakking wanneer parallelimporteur een extra etiket aanbrengt dat gezien zijn inhoud, functie, formaat, presentatie en plaatsing geen risico vormt voor de herkomstgarantie van het medisch hulpmiddel. Voorwaarden uit arresten Bristol-Meyers Squibb (IEPT19960711) en Boehringer (IEPT20070426) enkel van toepassing als importeur product heeft omgepakt. Ompakken impliceert  dat de oorspronkelijke verpakking is geopend. Het enkele aanbrengen van een extra etiket op een onbedrukt deel van de oorspronkelijke verpakking betreft geen ompakking in de zin van deze arresten.

 

IEPT20180419, HvJEU, Meo v Autoridade da Concorrencia

Uitleg begrip “nadeel bij de mededinging” (artikel 102, tweede alinea, onder c), VWEU: wanneer onderneming met machtspositie discriminerende prijzen toepast op handelspartners op stroomafwaartse markt en deze gedraging verstoring van mededinging tussen handelspartners tot gevolg kan hebben. Voor vaststelling “nadeel bij de mededinging” geen bewijs van daadwerkelijke en kwantificeerbare verslechtering mededingingspositie vereist, maar analyse van alle relevante omstandigheden van concrete geval vereist die de slotsom rechtvaardigt dat die gedraging invloed heeft op de kosten, winsten, of enig ander relevant belang van een of meer van voornoemde partners, zodat deze gedraging die mededingingspositie kan aantasten.

 

IEPT20180419, HvJEU, Peek & Cloppenburg

Geen basis in Unierecht voor stelling dat gebruik van een nationaal merk, nadat hiervan afstand is gedaan, een rechtsinstandhoudend effect kan hebben. Merkhouder zelf heeft verklaard afstand te doen van het merk of heeft het laten vervallen. Unierecht verzet zich tegen een uitleg van nationale wetgeving volgens welke de nietigheid of vervallenverklaring van een ouder nationaal merk, waarvan de anciënniteit wordt ingeroepen voor een Uniemerk, achteraf alleen kan worden vastgesteld indien het merk nietig of vervallen kan worden verklaard op zowel (1) het tijdstip waarop afstand is gedaan van dit oudere nationale merk of waarop het is vervallen als (2) op het tijdstip van de rechterlijke beslissing waarbij deze vaststelling plaatsvindt.

 

IEPT20180308, HvJEU, Doceram v CeramTec

Bij de beoordeling of uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel uitsluitend door de technische functie worden bepaald moet worden nagegaan of die functie de enige factor is die bepalend was voor die kenmerken: het bestaan van andere modellen is niet doorslaggevend. Bij de beoordeling of een voortbrengsel uitsluitend door technische functie wordt bepaald dient de nationale rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval; van de “objectieve waarnemer” hoeft niet te worden uitgegaan.

 

IEPT20180228, HvJEU, mobile.de v EUIPO

Gerecht heeft terecht geoordeeld dat Kamer van Beroep rekening mocht houden met aanvullende bewijzen van normaal gebruik die buiten door Kamer gestelde termijnen zijn overlegd: aanvulling bewijzen die zelf binnen door het EUIPO overeenkomstig regel 40(6), van de uitvoeringsverordening gestelde termijn zijn verstrekt mogelijk nadat termijn is verstreken, artikel 40(6) Uitvoeringsverordening is geen “andersluidende bepaling” ex artikel 76(2) UMeV, die tot gevolg zou hebben dat Kamer van Beroep geen rekening mag houden met aanvullende bewijzen van gebruik van betrokken oudere merk. Nietigheidsafdeling kan geen nieuwe bewijzen voor normaal gebruik van oudere merk onderzoeken voor diensten waarvoor Kamer van Beroep definitief heeft geoordeeld dat dit bewijs niet was geleverd.

 

IEPT20180125, HvJEU, Schrems v Facebook

Een gebruiker van een particuliere Facebookaccount is een consument in de zin van artikel 15 van de Brussel I-verordening, ook wanneer hij boeken publiceert, lezingen houdt, websites exploiteert, giften inzamelt en de rechten van talrijke consumenten aan zich laat cederen om deze rechten te doen gelden in rechte. Consument kan geen collectieve actie starten bij het forum actoris op grond van artikel 16 lid 1 Brussel I: het forum consumentis is niet van toepassing op de eiser die niet zelf partij is bij de betrokken consumentenovereenkomst.

 

IEPT20180124, HvJEU, EUIPO v European Food

Gerecht heeft terecht geoordeeld dat kamer van beroep EUIPO in kader van nietigheidsprocedure wegens absolute weigeringsgrond niet in alle omstandigheden moet oordelen dat voor het eerst voor haar overgelegde bewijzen te laat zijn aangedragen: uit rechtspraak blijkt dat geen enkele principiële reden zich hier tegen verzet.

 

IEPT20180123, Hof van Justitie EU, Hoffmann-La Roche

Nationale mededingingsautoriteit mag een geneesmiddel waarvan de VHB zich niet uitstrekt tot die behandeling van de betrokken aandoening, maar daarvoor wel wordt gebruikt en welke dus concreet substitueerbaar is met andere geneesmiddelen tot de relevante markt rekenen. Een mededingingsregeling in een overeenkomst die strekt tot beperking van het gedrag van derden dat erin bestaat het gebruik van een ander geneesmiddel voor de behandeling van dezelfde aandoening aan te moedigen, ontsnapt niet aan de toepassing van die bepaling op grond van dat die mededingingsregeling ondergeschikt zou zijn aan genoemde overeenkomst. Een mededingingsregeling die als doel heeft het verspreiden van misleidende informatie over bijwerkingen van een medicijn teneinde de concurrentiedruk te doen afnemen, is een verboden mededingingsbeperking “naar strekking” in de zin van artikel 101 lid 1 VWEU. Een mededingingsregeling die voorziet in het verspreiden van misleidende informatie over een geneesmiddel kan niet worden geacht “onmisbaar” te zijn in de zin van artikel 101 lid 1 VWEU.