2019 HvJEU

Print this page

IEPT20191219, HvJEU, Club Variedades Vegetales Protegidas

Het aanplanten van een beschermd ras en het oogsten van niet als teeltmateriaal bruikbare vruchten ervan – (pitloze mandarijnen) – kan niet worden aangemerkt als het “voortbrengen of vermenigvuldigen (vermeerdering)” van componenten (artikel 13(2)(a) GKwV), maar als het voortbrengen van oogstmateriaal waarvoor toestemming  slechts vereist is indien dit oogstmateriaal werd verkregen door het ongeoorloofde gebruik van componenten van het beschermde ras, tenzij die houder een redelijke mogelijkheid heeft gehad om zijn recht met betrekking tot genoemde componenten uit te oefenen (artikel 13(3) GKwV). Niet als teeltmateriaal bruikbare vruchten kunnen niet worden beschouwd als verkregen door “ongeoorloofd gebruik van componenten” (artikel 13(3) GKwV), wanneer die componenten zijn vermeerderd en verkocht in de tijd tussen de bekendmaking van de kwekersrechtaanvraag en de verlening ervan. Hetzelfde geldt als die vruchten na de verlening van het communautaire kwekersrecht zijn geoogst. Wanneer vermeerdering en verkoop van componenten na verlening kwekersrecht plaatsvindt kan houder kwekersrecht zijn rechten (artikel 13(2) en (3) doen gelden tenzij hij een redelijke mogelijkheid heeft gehad om zijn recht met betrekking tot genoemde componenten uit te oefenen.

 

IEPT20191219, HvJEU, NUV v Tom Kabinet

De levering aan het publiek van een voor onbeperkte tijd te gebruiken e-book via een downloadlink valt onder bereik “mededeling aan het publiek”: uit toelichting richtlijn volgt dat werd beoogd dat elke mededeling aan het publiek van een werk - uitgezonderd distributie van materiële kopieën ervan - valt onder het begrip “mededeling aan het publiek” en niet onder “distributie onder het publiek”. Usedsoft-arrest - waarin HvJEU oordeelde dat uitputting zich niet enkel uitstrekt tot kopieën van computerprogramma’s op een fysieke drager - niet van toepassing op e-books: e-book is geen computerprogramma, anders dan bij Softwarerichtlijn heeft Uniewetgever bij vaststelling Auteursrechtrichtlijn niet de gelijkstelling van materiële en immateriële kopieën gewenst, verkoop computerprogramma op materiële drager economisch gezien vergelijkbaar met verkoop computerprogramma door download terwijl leveren  boek op een materiële drager en leveren e-book vanuit economisch en functioneel oogpunt niet gelijkwaardig zijn, omstandigheid dat e-book voorzien kan zijn van computerprogramma om het te kunnen lezen, leidt niet tot toepassing van bepalingen omtrent software. Onder voorbehoud van toetsing rechtbank Den Haag valt beschikbaarstelling e-books door Tom Kabinet onder mededeling aan het publiek: sprake van “mededeling”  nu werken beschikbaar worden gesteld aan eenieder die zich aanmeldt en deze personen op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang kunnen hebben tot die werken, sprake van een “publiek”  nu aanzienlijk aantal personen tegelijkertijd of achtereenvolgens toegang kan krijgen tot hetzelfde werk, sprake van “nieuw publiek” nu mededeling is gericht tot publiek dat  auteursrechthebbenden niet reeds in aanmerking hadden genomen.

 

IEPT20191218, HvJEU, IT Development v Free Mobile

Schending van een bepaling in softwarelicentie die betrekking heeft op de intellectuele-eigendomsrechten van de houder van het auteursrecht op dat programma is een inbreuk op intellectueel eigendomsrecht in de zin van de Handhavingsrichtlijn waardoor de houder van het auteursrecht in aanmerking moet kunnen komen voor de garanties waarin de Handhavingsrichtlijn voorziet, ongeacht welke aansprakelijkheidsregeling volgens het nationale recht toepasselijk is. 

 

IEPT20191212, HvJEU, Der Grüne Punkt v EUIPO

Het Gerecht heeft op onjuiste wijze onderzocht of  een collectief Uniemerk dat voor een dertigtal klassen is ingeschreven teneinde de consument in staat te stellen verpakkingen en waren die deel uitmaken van een specifiek recyclingsysteem te onderscheiden van andere verpakkingen en waren: de wezenlijke functie van een collectief Uniemerk bestaat erin de waren of diensten van de leden van de vereniging die merkhouder is, te onderscheiden van die van andere ondernemingen, een collectief Uniemerk is net als een individueel merk normaal gebruikt wanneer het overeenkomstig zijn wezenlijke functie is gebruikt teneinde een afzet te vinden of behouden voor de waren en diensten waarvoor het is ingeschreven, om te bepalen of hier sprake van is moet in het bijzonder rekening worden gehouden met de gebruiken die in de betrokken economische sector gerechtvaardigd worden geacht om een marktaandeel te behouden of te verkrijgen, de aard van die waren of diensten, de kenmerken van de markt en de omvang en de frequentie van het gebruik, het Gerecht had moeten onderzoeken of het aanbrengen van het betrokken merk op de verpakking van de waren van de ondernemingen die bij het  recyclingsysteem zijn aangesloten, in de betrokken economische sectoren gerechtvaardigd wordt geacht om voor waren een marktaandeel te behouden of te verkrijgen, bij bepaalde warencategorieën kan niet worden uitgesloten dat de aanduiding op de verpakking dat de fabrikant of distributeur  is aangesloten bij een systeem voor de lokale inzameling en ecologische verwerking van verpakkingsafval, invloed kan hebben op de aankoopbeslissingen van de consument en dus kan bijdragen aan het behoud of de verkrijging van een marktaandeel voor deze waren.

 

IEPT20191204, HvJEU, Aceto Balsamico di Modena

De bescherming van de benaming „Aceto Balsamico di Modena” strekt zich niet uit tot het gebruik van de niet-geografische bestanddelen ervan, zoals "aceto” en "balsamico”: Bij samengestelde “benaming” geldt bescherming ook voor de bestanddelen (in dit geval “aceto” en “balsamico”) alleen wanneer het geen soortnaam of gangbare benaming betreft en "aceto” en “balsamico” zijn gangbare benamingen.

 

IEPT20191121, HvJEU, Spin Master

Artikel 90 lid 1 van de Gemeenschapsmodellenverordening bepaalt dat de rechtbanken van de lidstaten die bevoegd zijn voorlopige of beschermende maatregelen te bevelen voor een nationaal model tevens bevoegd zijn dergelijke maatregelen te bevelen voor een Gemeenschapsmodel: gebruik van de uitdrukking “met inbegrip van” bevestigt dat het niet noodzakelijkerwijs hoeft te gaan om een gespecialiseerde rechterlijke instantie, wetgever heeft dwingende vereisten van nabijheid en doeltreffendheid laten prevaleren op de specialisatiedoelstelling.

 

IEPT20191114, HvJEU, Spedidam v INA

Auteursrechtrichtlijn verzet zich niet tegen nationale wettelijke regeling die met betrekking tot de exploitatie van audiovisuele archieven een weerlegbaar vermoeden invoert dat de uitvoerend kunstenaar door deel te nemen aan de opname van een audiovisueel werk met het oog op uitzending daarvan, toestemming heeft gegeven voor de vastlegging en de exploitatie daarvan: bescherming van uitvoerend kunstenaars strekt zich weliswaar ook uit tot exploitatie van audiovisuele archieven, voorafgaande toestemming van uitvoerend kunstenaars is vereist voor elke reproductie of beschikbaarstelling voor het publiek van vastleggingen van hun uitvoeringen, bepalingen inzake toestemming voor reproductie en de beschikbaarstelling voor het publiek staan echter ook impliciete toestemming toe, indien uitvoerend kunstenaar die zelf deelneemt aan de productie van een audiovisueel werk met het oog op uitzending ervan door nationale omroeporganisaties en daartoe dus aanwezig is op de plaats van opname van dat werk, op de hoogte is van het voorgenomen gebruik van zijn uitvoering en bovendien zijn werk met het oog op dat gebruik uitvoert, kan worden geoordeeld dat hij - tenzij het tegendeel blijkt - door middel van die deelname toestemming heeft gegeven voor de vastlegging en de exploitatie van die uitvoering.

 

IEPT20191112, HvJEU, Organisation juive européenne v ministre de l‘Économic

Levensmiddelen die afkomstig zijn uit gebieden die worden bezet door de staat Israël, moeten de vermelding van het gebied van oorsprong daarvan en, wanneer zij afkomstig zijn uit een Israëlische nederzetting binnen dat gebied, de vermelding van deze herkomst bevatten: uit verordening 1169/2011 (betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten) volgt dat herkomst van een levensmiddel moet worden vermeld als weglaten de consument kan misleiden. Het feit dat op levensmiddelen als die welke in het hoofdgeding aan de orde zijn, wordt vermeld dat de Staat Israël hun „land van oorsprong” is, terwijl deze levensmiddelen in werkelijkheid afkomstig zijn uit een van de door Israël bezette gebieden, zou de consumenten kunnen misleiden. Het weglaten van de vermelding „uit een Israëlische nederzetting“ zou bij de consument de indruk kunnen wekken dat dit levensmiddel een andere plaats van herkomst heft dan zijn werkelijke plaats van herkomst. De omstandigheid dat een levensmiddel uit een in strijd met humanitair recht gesticht gebied afkomstig is kan de aankoopbeslissingen van de consumenten op ethische gronden beïnvloeden.

 

IEPT20191017, HvJEU, Landwirtschaftskammer Steiermark v EUIPO

Geen gebruik dat overeenstemt met wezenlijke functie individueel merk, wanneer merk op zodanige wijze wordt gebruikt dat geografische oorsprong en kenmerken van de waren van verschillende fabrikanten die aan de oorsprong zijn toe te schrijven worden gewaarborgd, maar de waren niet onder controle van een enkele onderneming die voor de kwaliteit verantwoordelijk is worden vervaardigd. Merk in casu niet normaal gebruikt: merkhouder niet betrokken bij vervaardiging van de waren en verantwoordelijkheid voor kwaliteit waren rust bij verschillende fabrikanten die niet een enkele onderneming vormen, aangezien zij niet op productieniveau economisch met elkaar zijn verbonden.

 

 

IEPT20191003, HvJEU, Facebook

Reikwijdte informatieverwijderingsbevel hostingprovider. Rechter kan een hostingprovider gelasten om de door hem opgeslagen informatie die inhoudelijk identiek is aan informatie die eerder onwettig is verklaard, te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken, ongeacht wie om opslag van die informatie heeft verzocht. Idem, inzake opgeslagen informatie die inhoudelijk overeenstemt met informatie die eerder onwettig is verklaard, te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken, op voorwaarde (i) dat het toezicht op en het onderzoek van de informatie waarop een dergelijk bevel betrekking heeft, beperkt is tot informatie waarmee een boodschap wordt overgebracht waarvan de inhoud in wezen ongewijzigd blijft ten opzichte van de onwettig verklaarde inhoud, en die de specifiek in dat bevel genoemde gegevens bevat, en (ii) dat de verschillen tussen de formulering van die overeenstemmende inhoud en de formulering van de eerder onwettig verklaarde inhoud niet van dien aard zijn dat de betrokken hostingprovider verplicht is die inhoud autonoom te beoordelen. Rechter kan een hostingprovider gelasten om de in het bevel bedoelde informatie wereldwijd te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken binnen de grenzen van het relevante internationale recht.

 

IEPT20191001, HvJEU, Planet49

Geen sprake van rechtsgeldige toestemming voor gebruik cookies bij standaard aangevinkt selectievakje dat gebruiker moet uitvinken ingeval hij weigert zijn toestemming te geven. Aanbieder van diensten moet de gebruiker van een website onder meer informeren over de vraag hoelang de cookies actief blijven en of derden al dan niet toegang tot de cookies kunnen hebben.

 

IEPT20190924, HvJEU, Google v CNIL

Google niet verplicht om zoekresultaten - bij verzoek tot verwijdering of bevel hiertoe - wereldwijd te verwijderen: in geglobaliseerde wereld kan toegang buiten Unie weliswaar gevolgen hebben binnen Unie, tal van derde staten kennen recht op verwijdering echter niet, bescherming persoonsgegevens niet absoluut en evenwicht tussen eerbiediging privacy en vrijheid van informatie kan aanzienlijk variëren, wetgever heeft aan bescherming geen werkingssfeer toegekend die verder reikt dan de lidstaten. Google wel verplicht de resultaten te verwijderen voor alle EU-versies: verwijdering moet bovendien indien nodig gepaard gaan met maatregelen die het daadwerkelijk mogelijk maken te beletten dat internetgebruikers die in de EU een zoekopdracht op de naam van de betrokkene uitvoeren met behulp van een niet-EU-versie toegang hebben tot de zoekresultaten, of om hen op zijn minst ernstig te ontmoedigen om toegang te zoeken tot dergelijke links.

 

IEPT20190924, HvJEU, GC v Google

Verbod op verwerking bijzondere persoonsgegevens uit de richtlijn bescherming persoonsgegevens is van toepassing op Google: onder voorbehoud van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen is Google verplicht een verzoek tot verwijdering van links naar webpagina’s die bijzondere persoonsgegevens bevatten in te willigen. Google kan verzoek tot verwijdering bijzondere persoonsgegevens weigeren wanneer de verwerking is gedekt door de uitzondering van artikel 8 lid 2 sub e: gaat om verwerking gegevens die duidelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt of noodzakelijk zijn voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een recht in rechte. Google moet nagaan of de opname van deze link in de resultatenlijst strikt noodzakelijk is ter bescherming van het in artikel 11 van het Handvest verankerde recht op vrijheid van informatie van de internetgebruikers: dit op basis van alle relevante elementen van het geval en gelet op de ernst van de inbreuk op de in de artikelen 7 en 8 van het Handvest verankerde grondrechten van de betrokkene op eerbiediging van het privéleven en op bescherming van persoonsgegevens, om de redenen van algemeen zwaarwegend belang als bedoeld in artikel 8, lid 4, van richtlijn 95/46 en onder eerbiediging van de in deze bepaling bedoelde voorwaarden. Gegevens inzake gerechtelijke procedure tegen of veroordeling van natuurlijk persoon, vormen gegevens inzake “overtredingen” en “strafrechtelijke veroordelingen” in de zin van artikel 8 lid 5 van de richtlijn. Google verplicht tot inwilliging van verzoek tot verwijdering van dergelijke informatie uit zoekresultaten wanneer deze informatie betrekking heeft op een voorgaande fase van de gerechtelijke procedure en niet langer overeenkomt met de actuele situatie voor zover de grondrechten van de betrokkene prevaleren boven rechten van mogelijk geïnteresseerde internetgebruikers.

 

IEPT20190912, HvJEU, Bayer v Richter Gedeon

Begrip “passende schadeloosstelling” uit Handhavingsrichtlijn vormt een autonoom Unierechtelijk begrip dat een uniforme uitlegging moet krijgen: indien bepaling niet uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten verwijst moet deze normaliter in de gehele Europese Unie autonoom en uniform worden uitgelegd. Uitleg begrip “passend”: gerechtvaardigd in het licht van de bijzondere omstandigheden van de zaak. Hoewel bevoegdheid schadeloosstelling toe te kennen strikt is gebonden aan voorwaarde dat de voorlopige maatregelen zijn ingetrokken of vervallen wegens enig handelen of nalaten van de eiser, dan wel later wordt vastgesteld dat er geen inbreuk of dreiging van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is, impliceert het feit dat aan die voorwaarde is voldaan niet dat rechter automatisch verplicht is eiser te veroordelen tot vergoeding schade. De handhavingsrichtlijn verzet zich derhalve niet tegen een nationale regeling volgens welke een persoon - ook al is het octrooi op grond waarvan de maatregelen zijn toegewezen nietig verklaard -  niet wordt vergoed voor schade geleden als gevolg van het feit dat hij niet heeft gehandeld zoals normaliter kan worden verwacht om schade te voorkomen of verminderen, mits die regeling de rechter in staat stelt om naar behoren rekening te houden met alle objectieve omstandigheden van de zaak.

 

IEPT20190912, HvJEU, VG Media v Google

Een nationale bepaling die zoekmachines verbiedt om persproducten geheel of gedeeltelijk aan het publiek beschikbaar te stellen, moet vooraf aan de Europese Commissie worden meegedeeld. Het gaat namelijk om een regel die betrekking heeft op een dienst van de informatiemaatschappij en dus om een "technisch voorschrift”, waarvan het ontwerp overeenkomstig artikel 8, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 98/34, zoals gewijzigd bij richtlijn 98/48 (betreffende diensten van de informatiemaatschappij), aan de Commissie moet worden meegedeeld.

 

IEPT20190912, HvJEU, Koton v EUIPO

Sprake van depot te kwader trouw (artikel 52(1) onder b) GMeV (oud)) als sprake is van oogmerk om afbreuk te doen aan belangen van derden op een wijze die niet strookt met de eerlijke gebruiken of oogmerk om een uitsluitend recht te verkrijgen voor andere doeleinden dan die onder de functies van een merk vallen, met name de herkomstaanduidingsfunctie. Niet vereist dat ouder merk is geregistreerd voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten. Indien derde in ten minste één lidstaat ten tijde van aanvraag van litigieuze merk een merk dat gelijk was aan of overeenstemde met dat merk gebruikte hoeft verwarringsgevaar niet te worden aangetoond. Verwarringsgevaar is één van de in aanmerking te nemen relevante factoren voor bestaan van kwader trouw. Oogmerk van aanvrager merk dient te worden beoordeeld op tijdstip waarop inschrijving Uniemerk wordt verzocht: dat betekent in casu dat oogmerk niet alleen met betrekking tot diensten uit klasse 39, waarvoor het merk uiteindelijk is ingeschreven, maar ook voor waren en diensten uit klasse 25 en 35 – waarvoor het merk oorspronkelijk was aangevraagd – moest worden onderzocht.

 

IEPT20190912, HvJEU, Darferdas

Onderscheidend vermogen aangevraagd merk te beoordelen op basis van alle relevante feiten en omstandigheden, waaronder alle waarschijnlijke gebruiksvormen, zoals in de betrokken sector in de praktijk significante gebruiksvormen. Denkbare maar niet significante, onwaarschijnlijke gebruiksvormen niet relevant bij gebreke van concrete aanwijzingen van waarschijnlijkheid van die gebruiksvorm. Geen onderzoek vereist naar andere dan meest waarschijnlijke gebruiksvormen indien in de praktijk slechts sprake is van één significante gebruiksvorm.

 

IEPT20190912, HvJEU, Cofemel v G-Star Raw

Auteursrechtelijke bescherming kan niet worden verleend aan modellen louter omdat zij, afgezien van het utilitaire doel dat zij nastreven, een specifiek esthetisch effect teweegbrengen:  om voor deze bescherming in aanmerking te komen moeten die modellen de uitdrukking vormen van oorspronkelijke werken.

 

IEPT20190905, HvJEU, AMS Neve v Heritage Audio

Houder Uniemerk kan, bij vermeende inbreuk via online advertenties, een vordering wegens inbreuk instellen tegen een derde bij de merkenrechtbank van de plaats waar de doelgroep van de inbreukmakende online advertenties zich bevindt.

 

IEPT20190729, HvJEU, Spiegel Online v Volker Beck

Auteursrechtrichtlijn brengt geen volledige harmonisatie van de beperkingen en excepties tot stand. Europese grondrechten kunnen geen rechtvaardiging bieden voor niet in de richtlijn genoemde beperkingen of restricties. Belangenafweging tussen auteursrechten en rechten die worden beschermd door de uitzonderingsbepalingen moet volkomen in overeenstemming zijn met de door het Handvest gewaarborgde fundamentele rechten: noch uit Handvest, noch uit de rechtspraak van het Hof vloeit voort dat een IE-recht onaantastbaar is en daarom absolute bescherming moet genieten. Artikel 5 lid 3 sub c van de Auteursrechtrichtlijn 2001/29 verzet tegen een nationale regeling die de toepassing van de beperking of restrictie beperkt tot situaties waarin het niet redelijkerwijs mogelijk is om vooraf te verzoeken om toestemming voor het gebruik van een beschermd werk met het oog op de verslaggeving over actuele gebeurtenissen. Verwijzing door middel van een hyperlink naar een bestand dat afzonderlijk kan worden geraadpleegd, valt onder citaatrecht. Een werk wordt geacht “reeds op geoorloofde wijze voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld” in de zin van het citaatrecht wanneer het in de betrokken specifieke vorm reeds met toestemming van de rechthebbende of op grond van een gedwongen of wettelijke licentie voor het publiek toegankelijk is gemaakt.

 

IEPT20190729, HvJEU, Pelham

Exclusief distributierecht fonogrammenproducent - Verhuurrichtlijn. Begrip “kopie” van artikel 9(1)(b) Verhuurrichtlijn  dient blijkens de preambule daarvan op een wijze te worden uitgelegd die strookt met uitleg uit Overeenkomst van Genève. Sprake van “kopie” indien het gehele andere fonogram of een wezenlijk gedeelte daarvan is overgenomen. Exclusief reproductierecht fonogrammenproducent - Auteursrechtrichtlijn. Artikel 2(c) Auteursrechtrichtlijn betreft een volledige harmonisatie van het uitsluitend reproductierecht fonogrammenproducent. Fonogrammenproducent kan op grond van artikel 2(c) Auteursrechtrichtlijn overname van geluidsfragment, hoe kort dan ook (“sampling”), van zijn werk op een ander fonogram beletten, tenzij het fragment in gewijzigde en voor het oor onherkenbare vorm op het fonogram wordt vastgelegd. Lidstaat mag niet voorzien in andere beperkingen of restricties op het in artikel 2(c) Auteursrechtrichtlijn neergelegde reproductierecht van de fonogrammenproducenten dan die in artikel 5 Auteursrechtrichtlijn zijn vastgesteld, anders komt effectiviteit van harmonisatie auteursrecht en naburige rechten en rechtszekerheid in gevaar en zou de eis om beperkingen en restricties coherent toe te passen niet kunnen worden verzekerd. Citeren: gebruik moet de bedoeling hebben om de dialoog aan te gaan met een werk. Overname geluidsfragment (sampling) kan gelijk staan aan citeren ex artikel 5(3)(d) Auteursrechtrichtlijn indien gebruik bedoeld is om de dialoog met het werk waarvan het geluidsfragment is overgenomen aan te gaan en sample bij beluisteren nieuwe werk herkenbaar is. Geen citeren indien betrokken werk niet kan worden herkend aan de hand van citaat in kwestie.

 

IEPT20190729, HvJEU, Funke Medien v Duitsland

Militaire verslagen die zuiver informatieve documenten zijn waarvan de inhoud volledig wordt bepaald door de hierin vervatte informatie en dus een louter technische functie hebben zijn niet auteursrechtelijk beschermd: creatieve geest niet op oorspronkelijke wijze tot uitdrukking gebracht en geen sprake van resultaat dat een eigen intellectuele schepping vormt. Hoewel artikel 5 lid 3 sub c (gebruik werk voor verslaggeving) en d (citaatrecht) Auteursrechtrichtlijn geen volledige harmonisatie van de draagwijdte van de daarin vervatte beperkingen of restricties tot stand brengen is de discretionaire bevoegdheid wel in meerdere opzichten beperkt: discretionaire bevoegdheid moet worden uitgeoefend binnen de door het Unierecht opgelegde grenzen, discretionaire bevoegdheid mag niet dusdanig worden gebruikt dat afbreuk wordt gedaan aan doelstellingen Richtlijn, discretionaire ruimte ook afgebakend door artikel 5 lid 5 van de Richtlijn, lidstaten moeten tot slot een juist evenwicht tussen de verschillende door de rechtsorde van de Unie beschermde grondrechten verzekeren. De in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde informatievrijheid en persvrijheid kunnen geen rechtvaardiging bieden voor niet in Richtlijn genoemde beperkingen en restricties van het auteursrecht: regeling die het mogelijk maakt om een juist evenwicht te vinden tussen deze verschillende rechten en belangen is vervat in richtlijn 2001/29 zelf, lidstaten niet vrij om andere beperkingen en restricties toe te passen dan die welke in de richtlijn  uitdrukkelijk zijn vastgesteld. Publicatie militaire verslagen kan onder “gebruik van werken […] in verband met de verslaggeving” in de zin van artikel 5 lid 3 onder c vallen: verslagen systematisch weergegeven en voorzien van inleidend opmerkingen, aanvullende links en uitnodiging om te reageren.

 

IEPT20190729, HvJEU, Red Bull v EUIPO

Red Bull-merken bestaande uit de combinatie van de kleuren blauw en zilver als zodanig terecht nietig verklaard: Gerecht heeft de uit het Heidelberger Bauchemie-arrest (IEPT20040624) voortvloeiende beginselen juist toegepast door te oordelen dat geen sprake was van een systematische schikking die de betrokken kleuren op een van tevoren bepaalde en duurzame wijze met elkaar in verbinding bracht.

 

IEPT20190704, HvJEU, Touristik v EUIPO

Aanduiding in standaardschrift van beeldmerk “Fl♥” in het Uniemerkenblad (als “Fly”) irrelevant voor beoordeling van de fonetische perceptie van de tekens, die niet samenvallen met de aanduiding ervan in het blad. Grieven tegen ten overvloede aangevoerde overwegingen kunnen niet tot vernietiging bestreden arrest leiden. 

 

IEPT20190703, HvJEU, Viridis v EUIPO

Gerecht mocht oordelen dat gebruik voor klinische proef geen normaal gebruik als Uniemerk oplevert: voor geneesmiddel waarvoor nog geen vergunning voor het in de handel brengen is verleend mag geen reclame worden gemaakt teneinde een marktaandeel te verkrijgen of behouden, ook gebruikshandelingen voorafgaand aan het in de handel brengen moeten van externe aard zijn teneinde normaal gebruik te kunnen aannemen. Gerecht heeft niet in zijn algemeenheid uitgesloten dat een verplichte klinische proef een geldige reden voor niet gebruik kan betekenen: geoordeeld dat merkinschrijving vóór proef en lange duur proef binnen invloedsfeer en verantwoordelijkheid merkhouder vielen, zodat zij niet kunnen worden beschouwd als belemmeringen die zich buiten haar wil hebben voorgedaan.

 

IEPT20190612, HvJEU, Patent- och registreringsverket v Hansson

Lidstaten hebben vrijheid om naar nationaal recht te voorzien in verklaringen van afstand van recht voor zover deze afbreuk doen aan nuttige werking Merkenrichtlijn en met name aan de bescherming tegen verwarring. Artikel 4(1)(b) Merkenrichtlijn 2008 verzet zicht tegen nationale regeling die voorziet in een verklaring van afstand waardoor een bestanddeel van een samengesteld merk, waarop die verklaring betrekking heeft, wordt uitgesloten van de globale analyse van de relevante factoren voor de vaststelling van verwarringsgevaar in de zin van die bepaling, of waardoor aan een dergelijk bestanddeel meteen en permanent een beperkt gewicht wordt toegekend in die analyse.

 

IEPT20190605, HvJEU, Skype v BIPT
Aanbieden VoIP-dienst is een elektronische-communicatiedienst in de zin van artikel 2 van de kaderrichtlijn wanneer de aanbieder voor het aanbieden van deze dienst wordt vergoed en voor het aanbieden een overeenkomst moet sluiten met de aanbieders van telecommunicatiediensten die gemachtigd zijn om oproepen naar PSTN over te brengen en daaraan af te geven.
 

IEPT20190515, HvJEU, VM Vermögens Management

Argument dat merk VERMÖGENSMANUFAKTUR (van vóór IP-translator (IEPT20120619)) enkel voor diensten die onder letterlijke betekenis van de klasseomschrijvingen van klassen 35 en 36 vallen nietig is verklaard faalt: merk was beschermd voor alle diensten uit die klassen en dus door Kamer van Beroep nietig verklaard voor alle diensten van de klassen 35 en 36,  motivering GEU toereikend.Gerecht oordeelde niet dat betwiste merk onderscheidend vermogen miste alleen omdat de uitdrukking een Vermögensmanufaktur een lovende verwijzing is. Argumenten rekwirante over gebruik van geweigerd bewijs door Kamer van Beroep niet-ontvankelijk: betreffen slechts herhaling argumenten eerste aanleg.

 

IEPT20190502, HvJEU, Fundación Queso Manchego v IQC

Beeldtekens kunnen een “voorstelling” van een oorsprongsbenaming voor de geest roepen. Geen exceptie voor in de regio gevestigde producenten van betreffende producten. Vermoedelijke reactie consument op basis van voldoende rechtstreeks en duidelijk verband. Relevante consument is de Europese consument, met inbegrip van de consument van de plaats van productie of consumptie.

 

IEPT20190411, HvJEU, ÖKO-Test Verlag v Dr. Rudolf Liebe

Houder van een ‘testlabel’-merk (voor consumenteninformatie en –advies) kan zich op grond van artikel 9(1)(a) en (b) (oud) GMeV en artikel 5(1)(a) en (b) Mrl 2008 niet verzetten tegen derde die teken aanbrengt op waren die niet soortgelijk zijn aan de ingeschreven waren of diensten. Voor “bekendheid” van een merk volstaat dat aanmerkelijk deel publiek het teken kent: vereiste van bekendheid mag niet zo worden opgevat dat publiek op de hoogte moet zijn van het feit dat het teken als merk is ingeschreven. Houder van een bekend ‘testlabel’ merk (voor consumenteninformatie en –advies) kan zich op grond van artikel 9(1)(c) (oud) GMeV en artikel 5(2) Mrl 2008 verzetten tegen derde die overeenstemmend teken aanbrengt op niet-soortgelijke waren indien daardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van dat merk en er geen “geldige reden” is voor het aanbrengen van dat teken.

 

IEPT20190410, HvJEU, The Green Effort v EUIPO

Gerecht heeft geen blijk gegeven van onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat termijn voor het instellen beroep was verstreken: artikel 4 lid 4 van het besluit betreffende elektronische mededelingen van en aan het Bureau moet aldus worden uitgelegd dat een kennisgeving zal worden geacht te hebben plaatsgevonden op de vijfde kalenderdag na de dag waarop het EUIPO het document in de inbox van de gebruiker heeft geplaatst, tenzij de daadwerkelijke datum van kennisgeving precies kan worden vastgesteld op een andere dag binnen die periode.

 

 IEPT20190327, HvJEU, Hartwall

Door aanvrager bij inschrijving aan een teken gegeven kwalificatie als “kleurmerk” of “beeldmerk” is een van de relevante elementen voor de beoordeling of dit teken een merk kan vormen in de zin van artikel 2 van deze richtlijn en of dit teken onderscheidend vermogen heeft in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van deze richtlijn. Merkenrechtelijke autoriteit verplicht om over te gaan tot een concrete en globale analyse van het onderscheidend vermogen van het betrokken merk: autoriteit kan inschrijving van teken als merk niet weigeren op loutere grond dat dit teken geen onderscheidend vermogen heeft verkregen door het gebruik dat ervan is gemaakt voor de geclaimde waren of diensten, bij combinatie van abstract en contourloos aangeduide kleuren dient te worden onderzocht of – en in welke mate – de kleurencombinatie die een systematische schikking bevat in staat is om het betrokken teken intrinsiek onderscheidend vermogen te verlenen. Inschrijving als kleurmerk van teken dat wordt weergegeven door tekening in kleur met afgebakende omtreklijnen, maar wordt omschreven als kleurmerk dient te worden geweigerd wegens tegenstrijdigheid in de inschrijvingsaanvraag.

 

IEPT20190321, HvJEU, Abraxis Bioscience

Vergunning voor het in de handel brengen waarop een aanvraag voor een ABC wordt gebaseerd die betrekking heeft op een nieuwe formulering van een bestaande werkzame stof, kan niet worden beschouwd als de eerste vergunning voor het in de handel brengen van het betrokken product als geneesmiddel wanneer voor deze werkzame stof als zodanig al eerder een dergelijke vergunning is afgegeven.

 

IEPT20190314, HvJEU, Textilis v Svenskt Tenn

Artikel 7(1)e)iii) UMeV (Vo 207/2009 zoals gewijzigd bij Vo 2015/2424) niet van toepassing op merken die vóór de inwerkingtreding van de wijziging van die verordening (23 maart 2016) zijn ingeschreven. Teken bestaande uit tweedimensionale decoratieve patronen dat op waren zoals stoffen of papier is aangebracht bestaat niet “uitsluitend uit de vorm” in de zin van artikel 7(1)e)iii) GMeV (Vo 207/2009 van vóór de wijziging bij Vo 2015/2524). Ofschoon het betrokken teken in het hoofdgeding vormen weergeeft die bestaan uit de externe omtrekken van tekeningen die op gestileerde wijze delen van geografische kaarten afbeelden, bevat dit teken – naast deze vormen – decoratieve bestanddelen die zich zowel binnen als buiten deze omtrekken bevinden. Dat teken tevens auteursrechtelijk beschermd is, is irrelevant voor vraag of het al dan niet uitsluitend bestaat uit een “vorm”.

 

IEPT20190214, HvJEU, De Staat v Warner-Lambert

In VHB-procedure door de aanvrager gedane mededeling van de bijsluiter of een samenvatting van de productkenmerken van dat geneesmiddel, waarin geen melding wordt gemaakt van indicaties of doseringsvormen die nog onder het octrooirecht vielen op het tijdstip waarop het geneesmiddel op de markt werd gebracht (“carve-out”), vormt een verzoek tot beperking van de reikwijdte van de VHB voor het generieke geneesmiddel in kwestie

 

IEPT20190131, HvJEU, Pandalis v EUIPO

Woordmerk Cystus mocht ondanks vermelding op verpakking voor voedingssupplementen vervallen worden verklaard wegens ontbreken normaal gebruik: geen normaal gebruik indien het aanbrengen van een merk er niet toe bijdraagt dat een afzet voor de waar wordt gevonden of dat de waar in het belang van de consument wordt onderscheiden van die van andere ondernemingen, Gerecht heeft verklaard dat het gebruik “cystus” op de verpakkingen gelet op de context ervan door het publiek als beschrijvend voor het hoofdingrediënt van deze producten “cistus” zou worden opgevat en niet als aanduiding van de commerciële herkomst van deze waren, hiermee is niet geoordeeld dat het betrokken merk beschrijvend is zodat de klacht hiertegen faalt.

 

IEPT20190123, HvJEU, Klement v EUIPO

Gerecht EU heeft impliciet geoordeeld dat enkel door de ongewone vorm van het merk het aangevallen driedimensionale merk van een oven een groot onderscheidend vermogen heeft, ondanks dat de vorm tot op zekere hoogte functioneel is. Merk normaal gebruikt, ondanks dat op de waren ook het woordmerk “Bullerjan” wordt aangebracht: Gerecht EU mocht oordelen dat het woordmerk “Bullerjan” minder onderscheidend vermogen heeft dan het driedimensionale merk en de totaalindruk daarvan niet wijzigt. Feit dat het woordmerk “Bullerjan” mogelijk de bepaling van de commerciële herkomst van de desbetreffende ovens kan faciliteren niet tegenstrijdig met het feit dat het woordmerk niet het onderscheidend vermogen van het driedimensionale merk dat bestaat uit de vorm van de waren wijzigt. In situatie dat gerecht van eerste aanleg heeft vastgesteld dat het betrokken merk significant afwijkt van de norm of wat gangbaar is in de betrokken sector is het niet aan de merkhouder om verder bewijs te leveren dat de vorm niet gangbaar is in de betrokken sector, maar aan degene die het verval van het merk inroept.