2021

Print this page

 

IEPT20210325, Rb Overijssel, Bouwbedrijven familienaam

Bouwbedrijf A maakt inbreuk op handelsnaam X nu Bouwbedrijf X aannemelijk heeft gemaakt dat zij als eerste rechtmatig de familienaam als zelfstandig element in haar handelsnaam heeft gebruikt: tussen partijen is niet in geschil dat momenteel verwarringsgevaar bestaat, Bouwbedrijf X heeft in 1994 haar naam gewijzigd en als eerste de familienaam als zelfstandig element gebruikt en Bouwbedrijf A heeft tegen loskoppeling van de familienaam en de voorletter geen bezwaar gemaakt of gesteld dat sprake zou zijn van verwarringsgevaar, Bouwbedrijf A  heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Bouwbedrijf X met het gebruik van haar handelsnamen inbreuk maakt op de handelsnamen van Bouwbedrijf A en niet kan worden vastgesteld dat het verwarrignsgevaar door de wijziging van de handelsnaam van Bouwbedrijf X aanzienlijk is vergroot, het registreren en doorlinken van een domeinnaam door Bouwbedrijf A is onvoldoende om gebruik van een handelsnaam aan te nemen, aannemelijk dat verwarringsgevaar is toegenomen door het wijzigen van de handelsnaam door Bouwbedrijf A in die zin dat de voorletters worden weggelaten en aan de familienaam het woord ’bouw’ wordt toegevoegd, Bouwbedrijf X heeft voldoende onderbouwd dat zij de naam Bouwbedrijf X gebruikt, domeinnaam van Bouwbedrijf A maakt ook inbreuk. Bouwbedrijf A maakt met het gebruik van het nieuwe logo geen inbreuk op het auteursrecht van Bouwbedrijf X: visuele totaalindruk van beide logo’s verschilt aanzienlijk.

 

IEPT20210224, Rb Overijssel, Trickster

Vorderingen [eiser 1] c.s. afgewezen nu niet is vast komen te staan dat sprake is van een door [eiser 1] gestelde schadeveroorzakende hetze door [gedaagden]: grote mate van vrijheid moet worden aangenomen bij delen van meningen via social media en kritiek op zakelijk handelen is eerder toelaatbaar, tweets [gedaagden] zijn in belangrijke mate te plaatsen in de relevante context waarbij [gedaagden] reageren of antwoorden op berichten van derden, gedaagden plaatsen uit zichzelf niet of nauwelijks berichten en door [gedaagden] wordt veelvuldig ‘kaal’ geretweet zonder toevoeging eigen commentaar, juist derden pakken de draad van het publieke debat weer op, [gedaagden] geven uitsluitend hun ervaringen met mislukte mediation waarbij de naam van [eiser 1] vaak niet wordt genoemd en [gedaagde 1] komt de vrijheid toe om stevige bewoordingen te gebruiken, reacties van [gedaagden] zijn weinig prikkelend voor [eiser 1] en hebben niet het karakter van het (blijven) voeren van een hetze tegen [eiser 1] c.s. en hun onderneming, [eiser 1] heeft zelf ook deelgenomen aan debat en daarbij verwezen naar de naam en het Twitteraccount van [gedaagde 1]. Vordering tot schadevergoeding kan ook niet worden gebaseerd op niet-nakoming van de geheimhoudingsplicht uit de mediation-overeenkomst:  vereiste causaliteit is niet aangetoond.