Geen opmerkelijke overwegingen

06-09-2011 Print this page

B9 10089. Willem Hoyng, Hoyng Monegier:  Reactie op Bartosz Sujecki & en Michiel Rijsdijk, ‘Eigenlijk een verlies voor Apple’ (FD, 1 september 2011 & B9 10079).

Op 1 september jl. schrijven de heren Sujecki en Rijswijk in een interessante bijdrage op Boek 9 (bericht B9 10079) naar aanleiding van het kort geding- vonnis in Apple vs Samsung – onder het kopje  “Rechter neemt wel voorschot op interpretatie EU-regels door Europese Hof van Justitie” - het navolgende:

“Hoewel de uitspraak van de rechtbank  in Den Haag inhoudelijk juist is, bevat het vonnis een opmerkelijke overweging. De voorzieningenrechter spreekt namelijk een grensoverschrijdend verbod uit. Dat wil zeggen dat het Samsung niet alleen wordt verboden zijn smartphones in Nederland te verhandelen, maar ook in de andere landen van de Europese Unie waar het octrooi geldig is.”

Deze overweging is echter in het geheel niet opmerkelijk en dat blijkt ook meteen als men de moeite neemt om die overweging (bedoeld is: rechtsoverweging 4.1) te lezen. Het gaat in casu om de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om tegen drie in Nederland gevestigde gedaagden in kort geding een grensoverschrijdend verbod uit te spreken. Zoals de Voorzieningenrechter nota bene zelf in zijn vonnis overweegt, heeft de rechtbank Den Haag deze vraag in Solvay/Honeywell voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (“het Hof van Justitie”). Het betrof in die zaak het verzoek om een voorlopige voorziening in een bodemprocedure dat zich,  evenals in de onderhavige zaak,  (ook) richtte tegen een Nederlandse gedaagde.

Voordat de rechtbank de betreffende vraag (tezamen met vele andere vragen) aan het Hof van Justitie stelde, heeft zij zich altijd op het - mijns inziens terechte - standpunt gesteld dat het voorlopig beoordelen van de nietigheid in het kader van een kort geding niet in strijd komt met de exclusieve bevoegdheid ex art. 22 (4) EEX-Vo, nu immers in de kort geding-procedure niet de geldigheid van het octrooi op het spel staat (in een aantal EU landen kan overigens in het kader van voorlopige maatregelen überhaupt het nietigheidsverweer niet gevoerd worden!). In het kort geding tussen Apple en Samsung besloot de Voorzieningenrechter te doen wat de rechtbank tot het stellen van de vraag altijd al had gedaan, omdat hij kennelijk van mening was dat dát het te verwachten antwoord van het Hof van Justitie is. Hij kon moeilijk het geding schorsen in afwachting van het antwoord van het Hof van Justitie.

Bovendien had het Gerechtshof al eerder in kort geding beslist, nadat de rechtbank de vraag had gesteld in Solvay-Honeywell, dat in een dergelijk geval grensoverschrijdende bevoegdheid bestaat (Gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 12 juli 2011 inz. Yellow Page). De Voorzieningenrechter volgt dus volkomen terecht deze jurisprudentie van de hogere rechter nu nog niet in Luxemburg anders is beslist.

In hun bijdrage vermelden de schrijvers tot mijn verbazing noch het feit dat de Voorzieningenrechter uitdrukkelijk naar Solvay-Honeywell verwijst, noch het feit dat de Voorzieningenrechter uitdrukkelijk naar bedoelde rechtspraak van het Hof Den Haag verwijst. Van een “opmerkelijke” overweging is geen sprake.

De schrijvers verwijzen ter ondersteuning van de zogenaamde opmerkelijkheid nog naar de Duitse rechter die een dergelijke grensoverschrijdende bevoegdheid  niet zou hebben aangenomen. Nog afgezien van de vraag of dit (tussentijdse) oordeel van de Duitse rechter stand houdt en juist is, vergeten zij te melden dat in die Duitse procedure de octrooien in het geheel niet aan de orde waren.  Mijn conclusie is derhalve dat er niets opmerkelijks gebeurd is en dat het vonnis op dit punt dus ook geen opmerkelijke overweging bevat.

De Voorzieningenrechter heeft het op een ander punt ook keurig gedaan. Hij merkt fijntjes op dat de Nederlandse gedaagden de bevoegdheid niet hebben bestreden, maar terecht acht hij dat onvoldoende om zich ex art. 24 EEX-Vo bevoegd te achten. Immers, wanneer het om de exclusieve bevoegdheid van art. 22 (4) EEX-Vo gaat, kan de rechter art. 24 EEX-Vo niet toepassen. Hij zal zelf moeten nagaan of hij met het aannemen van bevoegdheid de exclusieve bevoegdheid (van een andere rechter) schendt.

Willem A. Hoyng
Amsterdam, 6 september 2011