Conclusie AG over de Lego-uitzondering: Via modelrechten Lego’s technische bouwsysteem beschermen
14-03-2025 Print this page
Het industriële-eigendomsrecht van de Unie onderscheidt duidelijk de rol van verschillende categorieën beschermde rechten: octrooien beschermen technische uitvindingen, modellen beschermen de verschijningsvorm van voortbrengselen en merken beschermen het verband tussen producten, diensten en hun fabrikanten of leveranciers. Dit onderscheid is uiterst belangrijk, want het voorkomt de monopolisering van unieke oplossingen die essentieel zijn voor technische vooruitgang en eerlijke economische mededinging, door exclusieve rechten die relatief eenvoudig te verkrijgen zijn en een zeer lange of onbepaalde geldigheidsduur hebben.
Om dit onderscheid effectief te houden, bepaalt het Unierecht inzake modellen dat uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel, die uitsluitend door hun technische functie worden bepaald, evenals kenmerken die essentieel zijn voor de interoperabiliteit van voortbrengselen van verschillende fabrikanten, niet worden beschermd.
Er is echter een uitzondering op deze regel voor „modulaire systemen”, waarbij modellen die de verbinding van onderdelen binnen zo'n systeem mogelijk maken, beschermd kunnen worden. Deze uitzondering staat bekend als de „Lego-uitzondering”, omdat de belangrijkste begunstigde het bekende bouwsteensysteem is dat elk kind tussen 3 en 103 jaar kent en dat onder het merk Lego wordt verkocht.
Het Lego-bouwsteensysteem werd in de jaren 1950 ontwikkeld. De eerste octrooiaanvraag volgde in 1958 in Denemarken. De technische oplossing in deze aanvraag betrof een aaneenkoppelingssysteem met noppen aan de bovenkant en buisjes aan de onderzijde van de stenen. Dit ontwerp zorgde voor een stabiele verbinding, terwijl de stenen toch eenvoudig door kinderhanden konden worden losgekoppeld. De octrooibescherming van het Lego-systeem werd wereldwijd uitgebreid en aangevuld met nieuwe technische oplossingen.
De meeste van deze octrooien verliepen in de jaren 1970 en 1980, waarna de fabrikant van Lego-bouwstenen concurrentie kreeg van producenten van vergelijkbare, compatibele blokjes. De meeste pogingen om dit systeem via andere intellectuele-eigendomsrechten te beschermen, zoals merken, modellen en zelfs auteursrechten, mislukten, vooral vanwege het functionele karakter van het beschermde object.
Het bestaan van de „Lego-uitzondering” maakt het niettemin mogelijk de bescherming van het Lego-systeem van bouwstenen en indirect van de technische oplossing die eraan ten grondslag ligt, te handhaven door modelrechten. De onderhavige zaak biedt het Hof de gelegenheid om de draagwijdte van deze bescherming te verduidelijken in het licht van de doelstellingen van de bescherming die verschillende categorieën intellectuele-eigendomsrechten in het Unierecht verlenen.
Zaak C-211/24 Lego v Pozitív Energiaforrás
Prejudiciële vragen:
1) Verdraagt het zich in een geval als dat in het hoofdgeding, waarin een modelhouder zich op een uit hoofde van artikel 8, lid 3, van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (hierna: „verordening”) beschermd model beroept ten aanzien van een of meer bouwstenen van een bouwspel van de gedaagde die net als de bouwstenen in het model van de eiser bedoeld zijn om samenvoeging mogelijk te maken, met het Unierecht dat de rechterlijke instanties bij het – in de zin van artikel 10 van de verordening – beoordelen van de draagwijdte van de bescherming van het model van de eiser:
– uitgaan van een geïnformeerde gebruiker die, waar het gaat om de functie van het model en de functie van het voortbrengsel, over de technische kennis beschikt die van een vakman mag worden verwacht;
– een geïnformeerde gebruiker beschouwen als iemand die het model van de eiser en het voortbrengsel van de gedaagde vergelijkt door middel van een grondig, technisch en methodisch onderzoek, en
– aannemen dat deze geïnformeerde gebruiker zijn algemene indruk van het model en van het voortbrengsel voornamelijk vanuit technisch oogpunt vormt?
2) Indien in het hierboven beschreven geval de door het model van de eiser verleende bescherming zich uitstrekt tot een of enkele bouwstenen van het bouwspel van de gedaagde, maar het slechts om een gering aantal gaat in verhouding tot het totale aantal, verdraagt het zich dan met het Unierecht dat de rechter de vordering om de verdere invoer van het bouwspel in het land te verbieden kan afwijzen na rekening te hebben gehouden met de gedeeltelijke aard van de inbreuk, de beperkte ernst en omvang daarvan ten opzichte van de waar in haar geheel en het belang dat bestaat bij de onbelemmerde handel in een grotendeels niet ter discussie staand bouwspel, welke redenen worden aangemerkt als „bijzondere redenen” in de zin van artikel 89, lid 1, van de verordening?
Conclusie AG:
Artikel 10 [GModVo] moet aldus worden uitgelegd dat de draagwijdte van de onder artikel 8, lid 3, van deze verordening vallende bescherming van een model wordt bepaald aan de hand van de algemene indruk die dit model wekt bij een geïnformeerde gebruiker die, zonder een ontwerper of een technisch deskundige te zijn, verschillende in de betrokken sector bestaande modellen kent, een zekere kennis bezit met betrekking tot de elementen die deze modellen over het algemeen bevatten, en door zijn belangstelling voor de betrokken voortbrengselen blijk geeft van een vrij hoog aandachtsniveau wanneer hij deze gebruikt als onderdelen van het modulaire systeem waarvan zij deel uitmaken. Bij het beoordelen van de draagwijdte van de bescherming wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper van het betrokken model, met inbegrip van de ontwikkeling van de uiterlijke kenmerken van het voortbrengsel die noodzakelijk zijn voor de verbinding.