De rechthebbenden wordt niets onthouden

20-10-2011 Print this page

B9 10306. Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 oktober 2011, HA ZA 09-1911, Stichting De Thuiskopie tegen De Staat der Nederlanden (Min. Justitie) en Stichting Onderhandelingen Thuiskopievergoeding (SONT). 

Auteursrecht. Procedure van St. de Thuiskopie tegen de Staat over het opzettelijk niet opleggen van een thuiskopieheffing op mp3-spelers en harddiskrecorders. Net als in de overeenstemmende zaak Rechtbank Den Haag 23 juni 2010, Norma tegen de Staat, worden ook hier de vorderingen afgewezen. “Ervan moet worden uitgegaan dat in de huidige situatie de rechthebbenden niets wordt onthouden waarop zij recht hebben omdat niet zonder meer een recht bestaat op vergoeding voor thuiskopieën op mp3-spelers en harddiskrecorders en de door hen in het huidige stelsel ontvangen vergoeding als billijk moet worden aangemerkt.”

Eiser de Thuiskopie vordert een verklaring voor recht dat “de Staat door het vaststellen en effectueren van de besluiten, en dusdoende te verhinderen dat de rechthebbenden voor het reproduceren op mp3-spelers en harddiskrecorders een thuiskopievergoeding ontvangen, onrechtmatig jegens de rechthebbenden heeft gehandeld,” dat de Staat “deswege schadeplichtig is jegens Stichting de Thuiskopie,” en dat de Staat niet bevoegd is om bij de in artikel 16c lid 6 Aw bedoelde nadere regelen de voorwerpen als bedoeld in artikel 16c lid 1 Aw aan te wijzen, waarvoor de thuiskopievergoeding verschuldigd is.”

De rechtbank ziet in hetgeen door Stichting de Thuiskopie is aangevoerd geen aanleiding thans anders te oordelen dan in de genoemde zaak Norma/ De Staat. Het Padawan arrest geeft daar evenmin aanleiding toe. Uit dat arrest is niet af te leiden dat voor iedere drager die bestemd of geschikt is voor het maken van thuiskopieën een vergoeding zou moeten worden vastgesteld. Het Hof benadrukt integendeel nog eens dat de lidstaten de bevoegdheid hebben om de vorm, de wijze van financiering en inning en het niveau van de compensatie te bepalen.

De vraag is dan vervolgens of het Nederlandse stelsel, ook al voorziet het niet in een vergoeding voor thuiskopieën die gemaakt worden op mp3-spelers en harddiskrecorders, als geheel leidt tot een billijke vergoeding. Uit het Padawan arrest kan echter niet zonder meer worden afgeleid dat het stelsel zou moeten voorzien in een compensatie van het volledige nadeel dat door de rechthebbenden door het maken van thuiskopieën wordt geleden. De omstandigheid dat geen volledige compensatie plaatsvindt is dus geen aanleiding om te oordelen dat het Nederlandse stelsel niet voorziet in een billijke compensatie. Gezien de ruime beleidsvrijheid die de richtlijn de lidstaten geeft bij de vorm, de wijze van financiering en inning en het niveau van de compensatie kan ook niet snel worden geoordeeld dat de compensatie niet als billijk kan worden aangemerkt.

Indien daarnaast al twijfel zou kunnen bestaan aan de bevoegdheid tot aanwijzing (of uitsluiting) van voorwerpen op grond van de bewoordingen van artikel 16c lid 6 Aw, dan volgt in ieder geval uit de wetsgeschiedenis dat dit wel degelijk de bedoeling van de minister is geweest.

In de huidige situatie wordt de rechthebbenden niets onthouden waarop zij recht hebben omdat niet zonder meer een recht bestaat op vergoeding voor thuiskopieën op mp3-spelers en harddiskrecorders en de door hen in het huidige stelsel ontvangen vergoeding als billijk moet worden aangemerkt. Dat de Staat steeds wisselende argumenten aanvoert voor verlenging van de bevriezing betekent niet dat die argumenten de besluiten niet kunnen dragen.

Lees het vonnis hier.